Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. slee:
  2. sleeën:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de slee de neerlandés a español

slee:

slee [de ~ (m)] sustantivo

  1. de slee (ar; slede)
    el trineo
  2. de slee (limousine)
    la limusina; el cochazo; el trineo

Translation Matrix for slee:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
cochazo limousine; slee
limusina limousine; slee
trineo ar; limousine; slede; slee rodelslee

Palabras relacionadas con "slee":

  • sleetje, sleetjes

Wiktionary: slee

slee
noun
  1. een voertuig dat wordt voortgetrokken en dat voorzien is van twee glijders

Cross Translation:
FromToVia
slee trineo sleigh — vehicle on runners
slee trineo pequeño luge — Petit traîneau pour glisser sur la neige.

sleeën:

sleeën verbo (slee, sleet, sleede, sleeden, gesleed)

  1. sleeën

Conjugaciones de sleeën:

o.t.t.
  1. slee
  2. sleet
  3. sleet
  4. sleeen
  5. sleeen
  6. sleeen
o.v.t.
  1. sleede
  2. sleede
  3. sleede
  4. sleeden
  5. sleeden
  6. sleeden
v.t.t.
  1. heb gesleed
  2. hebt gesleed
  3. heeft gesleed
  4. hebben gesleed
  5. hebben gesleed
  6. hebben gesleed
v.v.t.
  1. had gesleed
  2. had gesleed
  3. had gesleed
  4. hadden gesleed
  5. hadden gesleed
  6. hadden gesleed
o.t.t.t.
  1. zal sleeën
  2. zult sleeën
  3. zal sleeën
  4. zullen sleeën
  5. zullen sleeën
  6. zullen sleeën
o.v.t.t.
  1. zou sleeën
  2. zou sleeën
  3. zou sleeën
  4. zouden sleeën
  5. zouden sleeën
  6. zouden sleeën
en verder
  1. ben gesleed
  2. bent gesleed
  3. is gesleed
  4. zijn gesleed
  5. zijn gesleed
  6. zijn gesleed
diversen
  1. slee!
  2. sleet!
  3. gesleed
  4. sleeend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

sleeën [de ~] sustantivo, plural

  1. de sleeën (sleden)
    el trineos

Translation Matrix for sleeën:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
trineos sleden; sleeën
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
ir en trineo sleeën rodelen