Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
atestado
|
aangeven; aangifte; declaratie; melding; verklaring
|
proces verbaal; procesverbaal; rapport; verklaring
|
avisar
|
|
aanschrijven; aanzeggen
|
declaración
|
aangeven; aangifte; declaratie; melding; verklaring
|
aangifte; aangifteformulier; aankondigen; aanmelding; afkondiging; bekendmaken; bekendmaking; bepalen; beschikken; ellips; het uitspreken; inschrijving; melden; meningsuiting; openbaarmaking; openbare publicatie; opgave; proclamatie; publicatie; publikatie; uitgave; uitgifte; uiting; uitlating; uitspraak; verordenen; verwoording; voorschrijven
|
denuncia
|
aangeven; aangifte; declaratie; melding; verklaring
|
aanbrengen; aanklacht; beschuldiging; klikken; overbrengen; tenlastelegging
|
denunciación
|
aangeven; aangifte; declaratie; melding; verklaring
|
|
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
abandonar
|
aangeven; declareren
|
afbreken; afhaken; afkijken; afreizen; afvallen; afzeggen; afzien van; afzien van rechtsvervolging; doodgaan; ermee uitscheiden; eruitstappen; heengaan; in de steek laten; inschrijven; inslapen; intekenen; loskrijgen; losmaken; lostornen; ontslapen; opgeven; ophouden; overlijden; seponeren; spieken; staken; sterven; stoppen; tornen; uithalen; uitscheiden; uittrekken; verdwijnen; verlaten; verscheiden; vertrekken; wegreizen; wegtrekken
|
alcanzar
|
aangeven; aanreiken; geven; reiken
|
achteropkomen; behalen; bereiken; beroeren; binnenbrengen; binnenhalen; brengen; doordringen; gebukt gaan onder; geraken; inhalen; inlopen; komen tot; langs brengen; meebrengen; penetreren in; raken; reiken; terecht komen; torsen; treffen; verkrijgen; winnen
|
anunciar
|
aangeven; declareren
|
aandienen; aankondigen; aanschrijven; aantrekken; aanzeggen; adverteren; afkondigen; aflezen; afroepen; annonceren; bekend maken; bekendmaken; decreteren; iets aankondigen; in aantocht zijn; informeren; inlichten; kennis geven; konde doen; nieuwsberichten omroepen; omroepen; ontbieden; op de hoogte brengen; openbaar maken; oplezen; oproepen; proclameren; propaganda maken; reclame maken; sommeren; tippen; uitvaardigen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen; werven; zich aandienen; zich voordoen
|
avisar
|
aangeven; declareren
|
aandienen; aanschrijven; aanzeggen; afkondigen; bekendmaken; erbij zeggen; informeren; inlichten; kennis geven; konde doen; mening kenbaar maken; noemen; ontbieden; op de hoogte brengen; oproepen; proclameren; sommeren; tippen; van iets in kennis stellen; verkondigen; vermelden; verwittigen; waarschuwen
|
dar
|
aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; toesteken
|
aanbieden; aanreiken; binnen gieten; cadeau doen; cadeau geven; distribueren; doneren; draaien; geven; gunnen; gunst verlenen; iemand iets toedienen; iets toekennen; ingeven; meegeven; meesturen; meezenden; ondervragen; overhoren; ronddelen; schenken; toebedelen; toebrengen; toekennen; toewijzen; uithoren; uitkeren; uitreiken; uitvragen; verdelen; verhoren; verlenen; verschaffen; verstrekken; wenden; zwenken
|
declarar
|
aangeven; declareren
|
afkondigen; bekendmaken; berichten; decreteren; duiden; informeren; meedelen; melden; ontvouwen; proclameren; rapporteren; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken; verslag uitbrengen
|
delatar
|
aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
|
babbelen; doorslaan; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; ontpoppen; overbrieven; praten; snateren; spreken; uit de school klappen; uitflappen; verklappen; verklikken; verraden; wauwelen; zwammen
|
entregar
|
aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; toesteken
|
aanbieden; aanleveren; afdragen; afgeven; afleveren; afstaan; bestellen; bezorgen; brengen; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; indienen; inleveren; inschrijven; leveren; offreren; opgeven; orderen; overdragen aan; overgeven; overhandigen; presenteren; rondbrengen; schenken; strijd opgeven; thuisbezorgen; toeleveren; uitbetalen; verlenen; verstrekken
|
hacer entrega
|
aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; toesteken
|
|
imponer
|
aangeven; declareren
|
aandringen; aanhouden; casseren; doordrukken; doorduwen; doorstoten; drukkend door iets heen brengen; eerbied inboezemen; geweld gebruiken; inleggen; invoegen; op iets aandringen; opdringen; tussenleggen; verplichten
|
localizar un sitio para bombardear
|
aanduiden; aangeven; iets aanwijzen; indiceren; wijzen
|
|
ofrecer
|
aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; toesteken
|
aanbieden; aanreiken; beloven; bieden; geven; indienen; laten zien; offeren; offreren; opgeven; opofferen; presenteren; prijsgeven; toezeggen; tonen; uitloven; voorleggen
|
presentar
|
aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; toesteken
|
aanbieden; aandienen; aanreiken; adviseren; blootleggen; etaleren; exposeren; geven; iets aankondigen; iets aanraden; in aantocht zijn; indienen; influisteren; ingeven; laten zien; offreren; onthullen; ontmaskeren; presenteren; raden; souffleren; suggereren; tentoonstellen; tonen; uitloven; uitstallen; vertonen; voorleggen; weergeven; zich aandienen; zich voordoen
|
proporcionar
|
aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; toesteken
|
doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; schenken; ter beschikking stellen; uitkeren; verschaffen; verstrekken
|
revelar
|
aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
|
afkondigen; afwisselen; bekendmaken; bloot leggen; exposeren; herzien; ontpoppen; ontsluieren; ontwikkelen; proclameren; reveleren; tentoonstellen; tonen; tot ontwikkeling brengen; veranderen; vertonen; verwisselen; wijzigen
|
traicionar
|
aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
|
doorslaan; klikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
|
transmitir
|
aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; toesteken
|
communiceren; delegeren; geld overmaken; omroepen; overboeken; overbrengen; overdragen; overleveren; overschrijven; overzenden; programma uitzenden
|
traspasar
|
aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; toesteken
|
delegeren; overdragen; overschrijden; overstappen
|
-
|
overhandigen
|
|
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
atestado
|
|
opgepropt
|