Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
contener
|
|
behelzen; inhoud; inhouden; waarmee iets gevuld is
|
evitar
|
|
afdraaien; afwenden; afzwenken; wegdraaien
|
mangar
|
|
bietsen; inpikken
|
rechazar
|
|
afbeuken; afslaan; afwijzen; afwimpelen; terugwijzen; weigeren
|
retener
|
|
houden; vasthouden
|
robar
|
|
stelen
|
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
callar
|
achterhouden; verhelen; verzwijgen
|
|
contener
|
achterhouden; behouden; geen afstand doen van; houden; inhouden; opzijleggen; reserveren; terughouden
|
bedwingen; behelzen; beperken; beteugelen; bevatten; bijsluiten; bijvoegen; binnenhouden; in bedwang houden; indammen; inhouden; inkapselen; inmaken; inpekelen; inperken; insluiten; inzouten; limiteren; met handen omvatten; omspannen; omvatten; opzouten; toevoegen
|
defraudar
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
afzetten; bedonderen; bedriegen; bedrogen worden; beduvelen; belazeren; beschamen; besodemieteren; bezwendelen; flessen; misleiden; neppen; oplichten; teleurstellen; vertrouwen schenden; zwendelen
|
dejar de lado
|
achterhouden; behouden; opzijleggen; reserveren; terughouden
|
reserveren; voorbehouden
|
desfalcar
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
|
disentir
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
mijden; ontlopen; ontwijken; uit de weg gaan; uitwijken voor iets; vermijden
|
disimular
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verbergen; verdonkeremanen; verduisteren; verheimelijken; verstoppen; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken; wegstoppen
|
beschermen; bescherming bieden; beschutten; ontveinzen; verbloemen
|
divergir
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
mijden; ontlopen; ontwijken; uit de weg gaan; uitwijken voor iets; vermijden
|
encubrir
|
achterhouden; verhelen; verzwijgen
|
afdekken; afschermen; afschutten; bagatelliseren; bedekken; bemantelen; beschermen; beschutten; camoufleren; gestolen goed verkopen; gezond maken; helen; hullen; in omgeving op laten gaan; inhullen; maskeren; omhullen; verbloemen; vergoelijken; verhullen; versluieren
|
escapar
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; floepen; glippen; in ontvangst nemen; krijgen; loskomen; mijden; ontglippen; ontkomen; ontlopen; ontschieten; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvallen; ontvangen; ontvluchten; ontwijken; op vrije voeten gesteld worden; opstrijken; per ongeluk zeggen; uit de weg gaan; uitwijken; uitwijken voor iets; vermijden; verspreken; vluchten; vrijkomen; wegglippen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegvluchten; zich bevrijden; zich vrijmaken
|
esconder
|
achterhouden; bemantelen; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; versluieren; verstoppen; wegstoppen
|
bedekken; bemantelen; beschermen; bescherming bieden; beschutten; hullen; iemand van de plaats dringen; inhullen; maskeren; omhullen; verdringen; verhullen; verschuilen; versluieren; verstoppen; wegsteken; wegstoppen
|
evitar
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
afhouden; een bezwaar ondervangen; in ontvangst nemen; krijgen; mijden; omzeilen; ondervangen; ontduiken; ontlopen; ontvangen; ontwijken; opstrijken; uit de weg gaan; uitwijken voor iets; vermijden; voorkomen; weren
|
guardar
|
achterhouden; geen afstand doen van; houden; inhouden
|
afdekken; afschermen; afschutten; afsluiten; afzonderen; apart zetten; behoeden; behouden; bergen; beschermen; bescherming bieden; beschutten; bewaken; bewaren; conserveren; deponeren; dichtdoen; hamsteren; hoeden; in veiligheid brengen; instandhouden; isoleren; niet laten gaan; opbergen; oppotten; opslaan; opzij leggen; potten; sluiten; surveilleren; thuishouden; toedoen; toekijken; toemaken; toezicht houden; toezien; toezien op; vasthouden; wegbergen; wegsluiten; wegsteken; wegstoppen
|
guardarse de
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
|
huntar
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
|
mangar
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
achteroverdrukken; afbedelen; afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; graaien; grijpen; grissen; inpikken; jatten; onteigenen; ontfutselen; ontvreemden; pikken; snaaien; stelen; verdonkeremanen; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegpikken
|
mangar a
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; vervreemden; wegkapen; wegpikken
|
negar
|
achterhouden; behouden; opzijleggen; reserveren; terughouden
|
afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; links laten liggen; logenstraffen; loochenen; negeren; ontkennen; protesteren; ricocheren; tegenspreken; tegenwerpen; verbieden; verloochenen; verwerpen; verzaken; weerspreken; weigeren
|
no aceptar
|
achterhouden; behouden; opzijleggen; reserveren; terughouden
|
afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; ricocheren; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen; weigeren
|
no mencionar
|
achterhouden; verhelen; verzwijgen
|
|
ocultar
|
achterhouden; bemantelen; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhelen; verhullen; versluieren; verstoppen; verzwijgen; wegstoppen
|
bedekken; bemantelen; halt houden; hullen; inhullen; maskeren; niet-beschikbaar maken; omhullen; ontveinzen; stoppen; verbergen; verhullen; verkleden; vermommen; versluieren
|
pasar por alto
|
achterhouden; verhelen; verzwijgen
|
iets mislopen; mislopen; missen; over het hoofd zien; overheen springen; overslaan; overspringen; voorbijzien; weglaten
|
poner aparte
|
achterhouden; behouden; opzijleggen; reserveren; terughouden
|
afscheiden; afsplitsen; afzonderen; apart zetten; hamsteren; isoleren; opbergen; oppotten; opzij leggen; potten; wegbergen
|
rechazar
|
achterhouden; behouden; opzijleggen; reserveren; terughouden
|
abstineren; afkeuren; afschepen; afslaan; afstemmen; afwijzen; afwimpelen; bedanken; declineren; ongeschikt verklaren; onthouden; opsturen; posten; sturen; teruggooien; terugwerpen; toezenden; uitwerpen; vertikken; verwerpen; verzenden; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; weghouden; wegschuiven; wegsturen; wegzenden; weigeren
|
reservar
|
achterhouden; behouden; opzijleggen; reserveren; terughouden
|
openhouden; vrijhouden
|
reservarse
|
achterhouden; behouden; opzijleggen; reserveren; terughouden
|
onthouden; opnemen; opslaan; reserveren; voorbehouden
|
retener
|
achterhouden; geen afstand doen van; houden; inhouden
|
afhouden; beletten; doordouwen; doorzetten; ervanaf houden; onthouden; opnemen; opslaan; wachten; weerhouden
|
robar
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
achteroverdrukken; achteruitgaan; afbedelen; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; beroven; beroven van; bestelen; bietsen; declineren; depriveren; gappen; grissen; inpikken; jatten; kapen; ladelichten; leegplunderen; leegstelen; minder worden; ontfutselen; ontnemen; ontstelen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; te kort doen; toeëigenen; uitplunderen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
|
velar
|
achterhouden; bemantelen; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; versluieren; verstoppen
|
bedekken; bemantelen; camoufleren; hullen; in omgeving op laten gaan; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren
|