Neerlandés
Traducciones detalladas de afstropen de neerlandés a español
afstropen:
Conjugaciones de afstropen:
o.t.t.
- stroop af
- stroopt af
- stroopt af
- stropen af
- stropen af
- stropen af
o.v.t.
- stroopte af
- stroopte af
- stroopte af
- stroopten af
- stroopten af
- stroopten af
v.t.t.
- heb afgestroopt
- hebt afgestroopt
- heeft afgestroopt
- hebben afgestroopt
- hebben afgestroopt
- hebben afgestroopt
v.v.t.
- had afgestroopt
- had afgestroopt
- had afgestroopt
- hadden afgestroopt
- hadden afgestroopt
- hadden afgestroopt
o.t.t.t.
- zal afstropen
- zult afstropen
- zal afstropen
- zullen afstropen
- zullen afstropen
- zullen afstropen
o.v.t.t.
- zou afstropen
- zou afstropen
- zou afstropen
- zouden afstropen
- zouden afstropen
- zouden afstropen
diversen
- stroop af!
- stroopt af!
- afgestroopt
- afstropende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afstropen (geheel doorzoeken; afzoeken)