Neerlandés
Traducciones detalladas de bogen de neerlandés a español
bogen:
-
de bogen
-
bogen (zich kunnen beroemen op)
preciarse de-
preciarse de verbo
-
Conjugaciones de bogen:
o.t.t.
- boog
- boogt
- boogt
- bogen
- bogen
- bogen
o.v.t.
- boogde
- boogde
- boogde
- boogden
- boogden
- boogden
v.t.t.
- ben gebogen
- bent gebogen
- is gebogen
- zijn gebogen
- zijn gebogen
- zijn gebogen
v.v.t.
- was gebogen
- was gebogen
- was gebogen
- waren gebogen
- waren gebogen
- waren gebogen
o.t.t.t.
- zal bogen
- zult bogen
- zal bogen
- zullen bogen
- zullen bogen
- zullen bogen
o.v.t.t.
- zou bogen
- zou bogen
- zou bogen
- zouden bogen
- zouden bogen
- zouden bogen
diversen
- boog!
- boogt!
- gebogen
- bogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bogen:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
arcos | bogen | handbogen |
bóvedas | bogen | |
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
preciarse de | bogen; zich kunnen beroemen op | bogen op |
Palabras relacionadas con "bogen":
bogen forma de boog:
-
de boog (handboog)
-
de boog (welving; uitbouw)
-
de boog (kruisboog)
el arco cruzado -
de boog
Translation Matrix for boog:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
arco | boog; handboog; uitbouw; welving | bocht; draai; kromme; kromming; kromte; kronkel; ronding; strijkboog |
arco cruzado | boog; kruisboog | |
cimbra | boog; uitbouw; welving | |
curva | boog; handboog; uitbouw; welving | bocht; bochten; bolling; buiging; draai; draaiing; kromme; kromming; kromte; kronkel; kurven; richtingsverandering; ronding; wending; zwenking |
curvatura | boog | bocht; buiging; draai; draaiing; kromheid; kromme; kromming; kronkel; ronding |
Palabras relacionadas con "boog":
Wiktionary: boog
buigen:
-
buigen (krombuigen)
-
buigen (eer betuigen)
combar; torcer; encorvar; hacer una reverencia-
combar verbo
-
torcer verbo
-
encorvar verbo
-
hacer una reverencia verbo
-
-
buigen (welven; krommen)
torcer; inclinarse; encorvar; arquear; doblar; combar; doblarse; hacer una reverencia-
torcer verbo
-
inclinarse verbo
-
encorvar verbo
-
arquear verbo
-
doblar verbo
-
combar verbo
-
doblarse verbo
-
hacer una reverencia verbo
-
-
buigen (krommen; krom buigen)
-
buigen (eerbied tonen)
inclinarse; rendir acatamiento; hacer una reverencia-
inclinarse verbo
-
rendir acatamiento verbo
-
hacer una reverencia verbo
-
Conjugaciones de buigen:
o.t.t.
- buig
- buigt
- buigt
- buigen
- buigen
- buigen
o.v.t.
- boog
- boog
- boog
- bogen
- bogen
- bogen
v.t.t.
- heb gebogen
- hebt gebogen
- heeft gebogen
- hebben gebogen
- hebben gebogen
- hebben gebogen
v.v.t.
- had gebogen
- had gebogen
- had gebogen
- hadden gebogen
- hadden gebogen
- hadden gebogen
o.t.t.t.
- zal buigen
- zult buigen
- zal buigen
- zullen buigen
- zullen buigen
- zullen buigen
o.v.t.t.
- zou buigen
- zou buigen
- zou buigen
- zouden buigen
- zouden buigen
- zouden buigen
en verder
- ben gebogen
- bent gebogen
- is gebogen
- zijn gebogen
- zijn gebogen
- zijn gebogen
diversen
- buig!
- buigt!
- gebogen
- buigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for buigen:
Definiciones relacionadas de "buigen":
Wiktionary: buigen
buigen
Cross Translation:
verb
-
krommend vervormen
- buigen → combar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• buigen | → doblar; curvar | ↔ bend — to cause to shape into a curve |
• buigen | → doblarse | ↔ bend — to become curved |
• buigen | → arquear | ↔ bow — to become bent |
• buigen | → doblar | ↔ bow — to bend a thing |
• buigen | → postrarse; prosternarse | ↔ kowtow — kneel such that forehead touches ground |
• buigen | → curvar | ↔ biegen — (transitiv): einen Gegenstand so verformen, dass sich die Krümmung des Gegenstands ändern |
• buigen | → curvar; doblar; arquear; encorvar | ↔ courber — rendre courbe. |
• buigen | → doblar; arquear; encorvar | ↔ fléchir — Faire ployer, courber. |
• buigen | → inclinar | ↔ incliner — mettre dans une situation oblique, par rapport au plan de l’horizon. |
• buigen | → acurrucarse | ↔ pencher — Incliner (sens général) |
• buigen | → doblar; arquear; encorvar | ↔ ployer — fléchir, courber. |