Neerlandés

Traducciones detalladas de erger de neerlandés a español

erger:

erger adj.

  1. erger (slechter)
  2. erger (moeilijker)

Translation Matrix for erger:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
más difícil erger; moeilijker
más malo erger; slechter slechtst
peor erger; moeilijker; slechter beroerder; slechtst

Palabras relacionadas con "erger":


Wiktionary: erger


Cross Translation:
FromToVia
erger peor worse — comparative form of bad

erg:


Translation Matrix for erg:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
malo gemenerik
miserable ellendeling; galbak; hork; kinkel; klier; kreng; lomperd; mispunt; proleet; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk; vlegel
pobre arme drommel; armoedzaaiers; bliksem; bliksemflits; bliksemschicht; bliksemslag; flits; ongelukkige; pauper; stakkerd; sukkelaar
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
- naar
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
abominable armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig afgrijselijk; afschuwelijk; akelig; armzalig; atheïstisch; bedonderd; belazerd; beroerd; deplorabel; diep ongelukkig; ellendig; ellendige; goddeloos; godloos; gruwelijk; karig; lamlendig; mager; meelijwekkend; miserabel; naar; ontzettend; pover; schamel; schandalig; schandelijk; schraal; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; verfoeilijk; verschrikkelijk; vreselijk
deplorable armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; ernstig; kwalijk; rampzalig; van bedenkelijke aard armzalig; bedonderd; bedrukt; beklagenswaardig; belazerd; beroerd; betreurenswaardig; deerlijk; deplorabel; diep ongelukkig; ellendig; ellendige; erbarmelijk; gedrukt; godgeklaagd; grauw; hemeltergend; jammer; jammerlijk; karig; lamlendig; mager; meelijwekkend; miserabel; mismoedig; mistroostig; moedeloos; neerslachtig; onbevredigend; onfortuinlijk; ongelukkig; ontoereikend; onvoldoende; pover; rouwig; schamel; schraal; sneu; somber; spijtig; stakkerig; teleurstellend; ten hemel schreiend; teneergeslagen; terneergeslagen; treurig; triest; troosteloos; verdrietig; vreugdeloos; week; zeer ergerlijk; zielig; zwak
desagradable erg; ernstig; kwalijk; van bedenkelijke aard achterbaks; akelig; bedeesd; beroerd; beschroomd; betreurenswaardig; bleu; brutaal; deerlijk; doortrapt; ellendig; gegeneerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; helaas; hinderlijk; hondsbrutaal; in het geniep; jammer; jammer genoeg; jammerlijk; kil; koud en vochtig; lastig; leep; listig; naar; naargeestig; onaangenaam; onaardig; onappetijtelijk; onbehaaglijk; onbevredigend; ondankbaar; ongelegen; ongezellig; onhartelijk; onhebbelijk; onheus; onplezierig; onprettig; onsmakelijk; onsympathiek; ontoereikend; onverdraagzaam; onverkwikkelijk; onvoldoende; onvriendelijk; onwelwillend; onwennig; schroomvallig; schuchter; slinks; sluw; sneu; snood; somber; spijtig; stiekem; storend; teleurstellend; timide; uitgekookt; verlegen; vrijpostig; walgelijk; wrangig
grave erg; ernstig; kwalijk; van bedenkelijke aard argwaan opwekkend; benard; benauwd; corpulent; dik; ernstig; gemeen; gezet; hachelijk; heel erg; ingetogen; kritiek; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lijvig; onedel; ontzettend; penibel; schromelijk; serieus; stemmig; verdacht; verschrikkelijk; vol ernst; vreselijk; week; werkelijk menend; zorgelijk; zorgwekkend; zwaarlijvig; zwak
lamentable armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig akelig; armoedig; bedonderd; bedrukt; belazerd; beroerd; bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; deerlijk; deplorabel; diep ongelukkig; ellendig; ellendige; excessief; extreem; flodderig; gedrukt; haveloos; heel erg; hogelijk; jammerend; jeremiërend; klaaglijk; klagerig; meelijwekkend; miserabel; mismoedig; mistroostig; moedeloos; naar; naargeestig; neerslachtig; onfortuinlijk; ongelukkig; pover; rouwig; schamel; sjofel; sjofeltjes; somber; ten zeerste; teneergeslagen; terneergeslagen; treurig; uitermate; uiterst; verdrietig; verlopen; week; zeer; zwak
malo erg; ernstig; kwalijk; van bedenkelijke aard aan een ziekte lijdend; achterbaks; akelig; banaal; bedorven; bedriegelijk; beroerd; boefachtig; boos; boosaardig; doortrapt; duivelachtig; duivels; ellendig; furieus; gangbaar; gebruikelijk; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gewoon; gluiperig; grof; in het geniep; kwaad; kwaadaardig; kwaadwillig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; lomp; met slechte intentie; min; naar; nagemaakt; nijdig; normaal; onaardig; onecht; onedel; onhartelijk; onhebbelijk; onverdraagzaam; onvriendelijk; onwaar; onwelwillend; plat; platvloers; ploertig; razend; rot; rottig; satanisch; schunnig; schurkachtig; slecht; slinks; sluw; snood; spinnijdig; stiekem; toornig; triviaal; uitgekookt; vals; vergaan; verrot; vertoornd; vunzig; week; woest; ziedend; ziek; zwak
miserable armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig armoedig; armzalig; bedonderd; belazerd; beroerd; deerlijk; deplorabel; diep ongelukkig; ellendig; ellendige; flodderig; haveloos; lamlendig; lamzalig; luizig; meelijwekkend; miserabel; ontzettend; pover; rouwig; schamel; schooierig; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; sjofel; sjofeltjes; treurig; verdrietig; verlopen; verschrikkelijk; vreselijk
muy behoorlijk; behoorlijke; erg; in hoge mate bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; dikwijls; excessief; extreem; fantastisch; formidabel; frequent; geducht; geweldig; hard; hardop; heel erg; hogelijk; in hoge mate; intens; intensief; luid; meermaals; menigmaal; pijnlijk; prachtig; regelmatig; ten zeerste; uitermate; uiterst; vaak; veel; veelvuldig; zeer; zeerste
muy fuerte erg; fel; heftig; hevig; krachtig beslist; besluitvaardig; dapper; ferm; flink; gedecideerd; intens; intensief; keihard; knalhard; kordaat; krachtig; met een krachtige uitwerking; moedig; moreel sterk; resoluut; reuzensterk; vastberaden
mísero armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig armoedig; bekaaid; dun; er bekaaid afkomen; flodderig; geen vet op de botten hebbende; haveloos; iel; mager; pover; rouwig; schamel; schraal; schriel; sjofel; sjofeltjes; treurig; verdrietig; verlopen
pobre armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig arm; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; bekaaid; berooid; deerlijk; deplorabel; dun; ellendig; er bekaaid afkomen; flodderig; geen vet op de botten hebbende; haveloos; iel; karig; krap; luizig; luttel; mager; meelijwekkend; miserabel; niet overvloedig; onbemiddeld; ongegoed; onvermogend; pover; schamel; schooierig; schraal; schriel; sjofel; sjofeltjes; verlopen; weinig
serio erg; ernstig; kwalijk; van bedenkelijke aard ernstig; heel erg; serieus; stemmig; stemmingsvol; vol ernst; werkelijk menend
terrible armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig afgrijselijk; afschrikwekkend; afschuwelijk; afschuwwekkend; barbaars; beestachtig; bruut; dreigend; eng; godgeklaagd; gruwelijk; hemeltergend; ijzingwekkend; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; ontzettend; schandalig; schandelijk; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; schromelijk; ten hemel schreiend; verfoeilijk; verschrikkelijk; vreselijk; week; wreed; zeer ergerlijk; zwak
triste armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig aan een ziekte lijdend; bedroefd; bedroevend; bedrukt; deerlijk; deplorabel; droef; droefgeestig; droevig; druilerig; ellendig; ellendige; gedrukt; grauw; helaas; jammer; jammer genoeg; meelijwekkend; melancholisch; melancholische; miezerig; miserabel; mismoedig; mistroostig; moedeloos; naargeestig; neerslachtig; onfortuinlijk; ongelukkig; pessimistisch; rouwig; sneu; somber; spijtig; teneergeslagen; terneergeslagen; treurig; triest; troosteloos; verdrietig; vreugdeloos; week; ziek; zwaarmoedig; zwak
violento erg; fel; heftig; hevig; krachtig agressief; driftig; gewelddadig; intens; intensief; ontstoken; ontvlamd

Palabras relacionadas con "erg":


Sinónimos de "erg":


Antónimos de "erg":


Definiciones relacionadas de "erg":

  1. heel veel, hevig1
    • ze had erge hoofdpijn1
  2. heel vervelend1
    • ik vind het erg dat hij boos is1

Wiktionary: erg


Cross Translation:
FromToVia
erg muy very — to a high degree
erg considerable; notable; grave; importante considérable — Qui attirer la considération par l’autorité, l’influence morale ou sociale.
erg ergio erg — métrol|nocat=1 phys|fr unité de mesure de l’énergie du système CGS, définie comme le travail fait par la force de 1 dyne dans 1 centimètre, soit 10e|−7 joule, et dont le symbole est erg.
erg adulto; mayor de edad; mayor; considerable; notable; grave; importante majeur — Plus grand ; plus important.

ergeren:

ergeren verbo (erger, ergert, ergerde, ergerden, geërgerd)

  1. ergeren (irriteren; vervelen; op de zenuwen werken)
    – iets doen wat hij vervelend vindt 1

Conjugaciones de ergeren:

o.t.t.
  1. erger
  2. ergert
  3. ergert
  4. ergeren
  5. ergeren
  6. ergeren
o.v.t.
  1. ergerde
  2. ergerde
  3. ergerde
  4. ergerden
  5. ergerden
  6. ergerden
v.t.t.
  1. heb geërgerd
  2. hebt geërgerd
  3. heeft geërgerd
  4. hebben geërgerd
  5. hebben geërgerd
  6. hebben geërgerd
v.v.t.
  1. had geërgerd
  2. had geërgerd
  3. had geërgerd
  4. hadden geërgerd
  5. hadden geërgerd
  6. hadden geërgerd
o.t.t.t.
  1. zal ergeren
  2. zult ergeren
  3. zal ergeren
  4. zullen ergeren
  5. zullen ergeren
  6. zullen ergeren
o.v.t.t.
  1. zou ergeren
  2. zou ergeren
  3. zou ergeren
  4. zouden ergeren
  5. zouden ergeren
  6. zouden ergeren
en verder
  1. ben geërgerd
  2. bent geërgerd
  3. is geërgerd
  4. zijn geërgerd
  5. zijn geërgerd
  6. zijn geërgerd
diversen
  1. erger!
  2. ergert!
  3. geërgerd
  4. ergerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ergeren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
fastidiar treiteren
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
enojar ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen
fastidiar ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen dwarszitten; etteren; foppen; geringschatten; harrewarren; in de maling nemen; jennen; klagen; koeioneren; kwellen; lastigvallen; minachten; narren; neerkijken op; op zijn hart hebben; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; te pakken nemen; teisteren; tergen; treiteren; uitdagen; verachten; vervelend doen; voor de gek houden; wegpesten; zeuren; zieken
irritar ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen jennen; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zieken

Sinónimos de "ergeren":


Antónimos de "ergeren":


Definiciones relacionadas de "ergeren":

  1. je eraan storen1
    • ik erger me aan zijn muziek1
  2. iets doen wat hij vervelend vindt1
    • ik erger hem met die muziek1

Wiktionary: ergeren

ergeren
verb
  1. gevoelens van onvrede veroorzaken
  2. zich ~ aan gevoelens van onvrede ervaren

Cross Translation:
FromToVia
ergeren agobiar; molestar annoy — to disturb or irritate
ergeren fastidiar peeve — annoy; vex
ergeren enturbiar roil — render turbid
ergeren disgustarse; vejar vex — to annoy
ergeren irritar; acuciar; molestar agaceraffecter d’une irritation nerveuse.
ergeren enojar; disgustar chagriner — Causer du chagrin, rendre triste.
ergeren molestar; fastidiar; cansar; cargar; hartar ennuyer — Traductions à trier suivant le sens
ergeren fastidiar; cansar; cargar; hartar fatigueraffaiblir par une trop grande dépense de force.
ergeren indignar indigner — Remplir d’indignation
ergeren fastidiar; cansar; cargar; hartar lasser — désuet|fr rendre las.

Traducciones relacionadas de erger