Neerlandés
Traducciones detalladas de foppen de neerlandés a español
foppen:
-
foppen (in de maling nemen; voor de gek houden; te pakken nemen)
hacer un broma; engañar; incordiar; fastidiar; afligir; embromar; estafar; hacer rabiar; hacer tonto a alguien; atormentar-
hacer un broma verbo
-
engañar verbo
-
incordiar verbo
-
fastidiar verbo
-
afligir verbo
-
embromar verbo
-
estafar verbo
-
hacer rabiar verbo
-
hacer tonto a alguien verbo
-
atormentar verbo
-
-
foppen (beetnemen)
Conjugaciones de foppen:
o.t.t.
- fop
- fopt
- fopt
- foppen
- foppen
- foppen
o.v.t.
- fopte
- fopte
- fopte
- fopten
- fopten
- fopten
v.t.t.
- heb gefopt
- hebt gefopt
- heeft gefopt
- hebben gefopt
- hebben gefopt
- hebben gefopt
v.v.t.
- had gefopt
- had gefopt
- had gefopt
- hadden gefopt
- hadden gefopt
- hadden gefopt
o.t.t.t.
- zal foppen
- zult foppen
- zal foppen
- zullen foppen
- zullen foppen
- zullen foppen
o.v.t.t.
- zou foppen
- zou foppen
- zou foppen
- zouden foppen
- zouden foppen
- zouden foppen
en verder
- ben gefopt
- bent gefopt
- is gefopt
- zijn gefopt
- zijn gefopt
- zijn gefopt
diversen
- fop!
- fopt!
- gefopt
- foppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for foppen:
Wiktionary: foppen
foppen
verb
-
(overgankelijk) beetnemen
- foppen → burlar