Neerlandés
Traducciones detalladas de gegroefd de neerlandés a español
gegroefd:
-
gegroefd (gekerfd)
Translation Matrix for gegroefd:
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
arrugado | gegroefd; gekerfd | doorgroefd; geplooid; gerimpeld; kreukelig; rimpelig; verfomfaaid; verfrommeld; verkreukeld |
curtido | gegroefd; gekerfd | door en door; doorgewinterd; doorgewinterde; geplooid; geroutineerd; geslepen; getaand; tanig; uitgeslapen |
estriado | gegroefd; gekerfd | geribbeld; geribd; ribbelig |
rayado | gegroefd; gekerfd | gestreept |
rugoso | gegroefd; gekerfd | bobbelig; bultig; geaccidenteerd; hobbelig; niet glad; ruw |
surcado | gegroefd; gekerfd |
gegroefd forma de groeven:
Conjugaciones de groeven:
o.t.t.
- groef
- groeft
- groeft
- groeven
- groeven
- groeven
o.v.t.
- groefde
- groefde
- groefde
- groefden
- groefden
- groefden
v.t.t.
- heb gegroefd
- hebt gegroefd
- heeft gegroefd
- hebben gegroefd
- hebben gegroefd
- hebben gegroefd
v.v.t.
- had gegroefd
- had gegroefd
- had gegroefd
- hadden gegroefd
- hadden gegroefd
- hadden gegroefd
o.t.t.t.
- zal groeven
- zult groeven
- zal groeven
- zullen groeven
- zullen groeven
- zullen groeven
o.v.t.t.
- zou groeven
- zou groeven
- zou groeven
- zouden groeven
- zouden groeven
- zouden groeven
en verder
- is gegroefd
- zijn gegroefd
diversen
- groef!
- groeft!
- gegroefd
- groevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de groeven (smalle uithollingen; gleuven; sleuven)
Translation Matrix for groeven:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
acanaladura | gleuven; groeven; sleuven; smalle uithollingen | ribbel |
ahuecamientos estrechos | gleuven; groeven; sleuven; smalle uithollingen | |
excavaciones estrechas | gleuven; groeven; sleuven; smalle uithollingen | |
zanjas | gleuven; groeven; sleuven; smalle uithollingen | greppels |
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
entallar | groeven; inkerven; insnijden | een inkeping maken; houtsnijden; inkepen; inkerven; kepen; kerven; snijwerk maken; uithakken; uithouwen; uitkappen |
grabar | groeven; inkerven; insnijden | aantekenen; absorberen; branden; controleren; etsen; examineren; graveren; griffelen; griffen; ingraveren; inspecteren; keuren; met een stift inkrassen; opnemen; opslorpen; opslurpen; restaureren; schouwen; verzet aantekenen |
hender | groeven; inkerven; insnijden | doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; in tweeën houwen; klieven; kloven |