Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
dominar
|
gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
|
bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; bijsluiten; bijvoegen; de overhand hebben; domineren; heerschappij voeren; heersen; heersen over; insluiten; intomen; leerstof beheersen; machtiger zijn; matigen; omvatten; onder de knie hebben; onderwerpen; overheersen; temmen; toevoegen; verderreiken
|
ejercer el poder
|
gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
|
|
imperar
|
gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
|
beheersen; de overhand hebben; heersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen
|
predominar
|
gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
|
de overhand hebben; domineren; overheersen
|
prevalecer
|
gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
|
de overhand hebben; heersen
|
reinar
|
gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
|
beheersen; de overhand hebben; heerschappij voeren; heersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen
|