Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
armonía
|
eendracht; eendrachtigheid; eensgezindheid; harmonie; samenklank
|
evenbeeld; evenwichtigheid; gemeenschappelijkheid; overeenkomst; overeenstemming
|
balance
|
balans; evenwicht; harmonie
|
balans; evenwichtigheid; handelsbalans; jaarafsluiting
|
banda
|
blaaskapel; fanfare; fanfarekorps; harmonie; kapel; muziekkorps
|
aantal personen bijeen; band; beestenboel; bende; bies; boekdeel; broekband; clan; deel; drom; geluidsniveau; gezelschap; gezichtsmasker; gordelriem; groep; groep jongeren; groep van twee of meer; haarband; haarlint; horde; koppel; koppelriem; kudde; lint; massa; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; schaar; schare; sjerp; soepzootje; span; stel; strook; tamboerkorps; troep; volant; volksmenigte; volume; zooi; zootje
|
banda de música
|
blaaskapel; fanfare; fanfarekorps; harmonie; kapel; muziekkorps
|
|
compañía de músicos
|
blaaskapel; fanfare; fanfarekorps; harmonie; kapel; muziekkorps
|
|
concordancia
|
eendracht; eendrachtigheid; eensgezindheid; harmonie
|
eendrachtigheid; eensgezindheid; eenstemmigheid; saamhorigheid; unanimiteit
|
concordia
|
eendracht; eendrachtigheid; eensgezindheid; harmonie
|
alliantie; bond; bondgenootschap; eendrachtigheid; eensgezindheid; overeenstemming; saamhorigheid; verbond
|
conformidad
|
eendracht; eendrachtigheid; eensgezindheid; harmonie
|
eendrachtigheid; eensgezindheid; evenbeeld; gemeenschappelijkheid; overeenkomst; overeenstemming; saamhorigheid
|
consenso
|
eendracht; eendrachtigheid; eensgezindheid; harmonie
|
eensgezindheid; eenstemmigheid; overeenstemming; unanimiteit
|
consonancia
|
eendracht; eendrachtigheid; eensgezindheid; harmonie; samenklank
|
|
equilibrio
|
balans; evenwicht; harmonie
|
equatie; evenwichtigheid; gelijkmaking; vereffening
|
estabilidad
|
balans; evenwicht; harmonie
|
bestand zijn; bestendigheid; degelijkheid; deugdelijkheid; evenwichtigheid; gedegenheid; gewisheid; goede kwaliteit; hechtheid; onomstotelijkheid; onwankelbaarheid; onwrikbaarheid; soliditeit; stabiliteit; stelligheid; stevigheid; vastheid; vastigheid; zekerheid
|
fanfarria
|
blaaskapel; fanfare; fanfarekorps; harmonie; kapel; muziekkorps
|
bluf; branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; geschetter; getrompetter; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
solidaridad
|
eendracht; eendrachtigheid; eensgezindheid; harmonie
|
alliantie; bond; bondgenootschap; gemeenschapsbesef; gemeenschapsgeest; gemeenschapszin; lotsverbondenheid; overeenstemming; saamhorigheidsgevoel; solidariteit; verbond; verbondenheid
|
unanimidad
|
eendracht; eendrachtigheid; eensgezindheid; harmonie
|
eendrachtigheid; eensgezindheid; eenstemmigheid; overeenstemming; saamhorigheid; unanimiteit
|