Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. ingeslagen:
  2. inslaan:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de ingeslagen de neerlandés a español

ingeslagen:

ingeslagen adj.

  1. ingeslagen

Translation Matrix for ingeslagen:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
abastecido ingeslagen
acertado ingeslagen correct; goed; juist; precies

Palabras relacionadas con "ingeslagen":

  • ingeslagene

inslaan:

inslaan verbo (sla in, slaat in, sloeg in, sloegen in, ingeslagen)

  1. inslaan (stukslaan; aan stukken slaan; verbrijzelen; kapotslaan)
  2. inslaan (winkelen; boodschappen doen; inkopen; inkopen doen)

Conjugaciones de inslaan:

o.t.t.
  1. sla in
  2. slaat in
  3. slaat in
  4. slaan in
  5. slaan in
  6. slaan in
o.v.t.
  1. sloeg in
  2. sloeg in
  3. sloeg in
  4. sloegen in
  5. sloegen in
  6. sloegen in
v.t.t.
  1. ben ingeslagen
  2. bent ingeslagen
  3. is ingeslagen
  4. zijn ingeslagen
  5. zijn ingeslagen
  6. zijn ingeslagen
v.v.t.
  1. was ingeslagen
  2. was ingeslagen
  3. was ingeslagen
  4. waren ingeslagen
  5. waren ingeslagen
  6. waren ingeslagen
o.t.t.t.
  1. zal inslaan
  2. zult inslaan
  3. zal inslaan
  4. zullen inslaan
  5. zullen inslaan
  6. zullen inslaan
o.v.t.t.
  1. zou inslaan
  2. zou inslaan
  3. zou inslaan
  4. zouden inslaan
  5. zouden inslaan
  6. zouden inslaan
en verder
  1. heb ingeslagen
  2. hebt ingeslagen
  3. heeft ingeslagen
  4. hebben ingeslagen
  5. hebben ingeslagen
  6. hebben ingeslagen
diversen
  1. sla in!
  2. slaat in!
  3. ingeslagen
  4. inslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inslaan:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
hacer compras boodschappen doen; inkopen; inkopen doen; inslaan; winkelen
hacer pedazos aan stukken slaan; inslaan; kapotslaan; stukslaan; verbrijzelen aan flarden scheuren; aan stukken breken; aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; breken; fijnmaken; grootspreken; hakken; in stukken breken; in stukken hakken; ingooien; kapot scheuren; kapotbreken; kapotgooien; kleinmaken; klieven; kloven; knakken; opscheppen; opsnijden; platdrukken; smashen; snoeven; splijten; splitsen; stukbreken; stukgooien; stukhakken; uiteensplijten; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren; verscheuren
ir de compras boodschappen doen; inkopen; inkopen doen; inslaan; winkelen
salir de compras boodschappen doen; inkopen; inkopen doen; inslaan; winkelen

Wiktionary: inslaan


Cross Translation:
FromToVia
inslaan alcanzar; conseguir atteindretoucher de loin au moyen d’un projectile.
inslaan golpear; pegar frapper — A TRIER
inslaan llegar parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général)
inslaan asir; agarrar saisir — Prendre vivement.