Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. knibbelen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de knibbelen de neerlandés a español

knibbelen:

knibbelen verbo (knibbel, knibbelt, knibbelde, knibbelden, geknibbeld)

  1. knibbelen (beknibbelen; schrapen; knijpen)

Conjugaciones de knibbelen:

o.t.t.
  1. knibbel
  2. knibbelt
  3. knibbelt
  4. knibbelen
  5. knibbelen
  6. knibbelen
o.v.t.
  1. knibbelde
  2. knibbelde
  3. knibbelde
  4. knibbelden
  5. knibbelden
  6. knibbelden
v.t.t.
  1. heb geknibbeld
  2. hebt geknibbeld
  3. heeft geknibbeld
  4. hebben geknibbeld
  5. hebben geknibbeld
  6. hebben geknibbeld
v.v.t.
  1. had geknibbeld
  2. had geknibbeld
  3. had geknibbeld
  4. hadden geknibbeld
  5. hadden geknibbeld
  6. hadden geknibbeld
o.t.t.t.
  1. zal knibbelen
  2. zult knibbelen
  3. zal knibbelen
  4. zullen knibbelen
  5. zullen knibbelen
  6. zullen knibbelen
o.v.t.t.
  1. zou knibbelen
  2. zou knibbelen
  3. zou knibbelen
  4. zouden knibbelen
  5. zouden knibbelen
  6. zouden knibbelen
diversen
  1. knibbel!
  2. knibbelt!
  3. geknibbeld
  4. knibbelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for knibbelen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
regatear afbedelen; afsmeken; aftroggelen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
economizar beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen besparen; bezuinigen; geld besparen; korten; matigen; minder gebruiken; op bankrekening zetten; sparen; zuinig zijn
escatimar beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen
regatear beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen afdingen; afpingelen; dingen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren