Neerlandés
Traducciones detalladas de kort samenvatten de neerlandés a español
kort samenvatten:
kort samenvatten verbo (vat 't kort samen, vatte 't kort samen, vatten 't kort samen, 't kort samengevat)
-
kort samenvatten (recapituleren; samenvatten)
resumir; recapitular; sintetizar; abreviar; compendiar-
resumir verbo
-
recapitular verbo
-
sintetizar verbo
-
abreviar verbo
-
compendiar verbo
-
Conjugaciones de kort samenvatten:
o.t.t.
- vat 't kort samen
- vat 't kort samen
- vat 't kort samen
- vatten 't kort samen
- vatten 't kort samen
- vatten 't kort samen
o.v.t.
- vatte 't kort samen
- vatte 't kort samen
- vatte 't kort samen
- vatten 't kort samen
- vatten 't kort samen
- vatten 't kort samen
v.t.t.
- heb 't kort samengevat
- hebt 't kort samengevat
- heeft 't kort samengevat
- hebben 't kort samengevat
- hebben 't kort samengevat
- hebben 't kort samengevat
v.v.t.
- had 't kort samengevat
- had 't kort samengevat
- had 't kort samengevat
- hadden 't kort samengevat
- hadden 't kort samengevat
- hadden 't kort samengevat
o.t.t.t.
- zal kort samenvatten
- zult kort samenvatten
- zal kort samenvatten
- zullen kort samenvatten
- zullen kort samenvatten
- zullen kort samenvatten
o.v.t.t.
- zou kort samenvatten
- zou kort samenvatten
- zou kort samenvatten
- zouden kort samenvatten
- zouden kort samenvatten
- zouden kort samenvatten
en verder
- is kort samengevat
diversen
- vat 't kort samen!
- vat 't kort samen!
- 't kort samengevat
- 't kort samenvattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kort samenvatten:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
abreviar | afkorten; bekorten; inkorten; korter maken; verkorten | |
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
abreviar | kort samenvatten; recapituleren; samenvatten | achteruitgaan; afkorten; afnemen; bekorten; declineren; inkorten; korten; korter maken; lager maken; minder worden; verkorten; verlagen |
compendiar | kort samenvatten; recapituleren; samenvatten | bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden |
recapitular | kort samenvatten; recapituleren; samenvatten | extraheren; resumeren |
resumir | kort samenvatten; recapituleren; samenvatten | een uittreksel maken; excerperen; extraheren; kort weergeven; loskrijgen; losmaken; lostornen; resumeren; samenvatten; samenvouwen; tornen; uithalen; uittrekken |
sintetizar | kort samenvatten; recapituleren; samenvatten | extraheren |