Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
activo
|
|
actieve vorm; activa; activum; bedrijvende vorm
|
entusiasta
|
|
enthousiasteling
|
móvil
|
|
basis; basislijn; beginsel; beweegredenen; drijfveren; fundament; fundering; grondgedachte; grondlijn; grondslag; grondstelling; principe; stimulansen; uitgangspunt; uitgangsvorm; veronderstelling; vertrekpunt
|
optimista
|
|
optimist
|
vivo
|
|
vluggerd
|
Adjective | Traducciones relacionadas | Other Translations |
activo
|
actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; geagiteerd; levendig; verhit
|
actief; arbeidend; arbeidzaam; bedrijvig; bezet; bezig; druk; drukbezet; krachtig; met een krachtige uitwerking; nijver; werkend; werkzaam
|
caliente
|
|
heet
|
enérgico
|
actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; geanimeerd; levendig; vief; vol fut
|
daadkrachtig; dapper; doortastend; drastisch; dynamisch; energiek; ferm; flink; fysiek sterk; gespierd; heftig; intens; intensief; krachtdadig; krachtig; levenskrachtig; levensvatbaar; met een krachtige uitwerking; moedig; moreel sterk; onbeheerst; onstuimig; sterk; stevig; vitaal
|
optimista
|
blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk
|
goedgehumeurd; goedgeluimd; opgewekt; optimistisch; welgemoed; welgestemd
|
Other | Traducciones relacionadas | Other Translations |
caliente
|
|
warm
|
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
acalorado
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
heetbloedig; heethoofdig; verhit; vurig
|
agitadamente
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
|
agitado
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
bewogen; bezet; druk; drukbezet; gehaast; gejaagd; geprikkeld; gestressed; geërgerd; geïrriteerd; haastig; hard; hardop; hectisch; heftig; jachtig; joelend; luid; onbeheerst; ongedurig; onrustig; onstuimig; roerig; rusteloos; schreeuwend; turbulent; veelbewogen; woelig
|
alegre
|
blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geagiteerd; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; levenslustig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; tierig; uitgelaten; verhit; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig
|
bevredigd; bezet; blij; blijgestemd; blijmoedig; druk; drukbezet; fleurig; frivool; genoeg; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; goedlachs; heugelijk; heuglijk; hooggekleurd; hups; jolig; kleurrijk; lichtzinnig; losbandig; losjes; luchthartig; luchtig; opgetogen; opgewekt; speels; tevreden; uitgelaten; verblijd; verblijdend; vergenoegd; verheugd; verzadigd; voldaan; vrolijk; welgemoed; welgestemd; wuft
|
animado
|
actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; geagiteerd; geanimeerd; levendig; verhit; vief; vol fut
|
actief; bedrijvig; bezet; bezig; blij; blijgestemd; blijmoedig; druk; drukbezet; drukpratend; geanimeerd; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; opgekikkerd; opgeknapt; opgemonterd; opgetogen; opgevrolijkt; opgewekt; vrolijk; welgemoed; welgestemd
|
ardiente
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
bezet; brandend; druk; drukbezet; fel; fervent; fonkelend; gepassioneerd; gloeiend; hartstochtelijk; heetbloedig; heethoofdig; heftig; hevig; met hevige passie; roodgloeiend; soppig; verhit; vurig; warm
|
caliente
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
aangenaam; geil; heet; hitsig; opgewonden; plezierig; seksueel opgewonden; sfeervol; soppig
|
de buen humor
|
blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk
|
bezet; blijmoedig; druk; drukbezet; gelukkig gestemd; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; goedgezind; gunstig gezind; opgewekt; welgemoed; welgestemd; welgezind
|
despierto
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
ad rem; adrem; behendig; bekwaam; bezet; bij de pinken; bijdehand; clever; druk; drukbezet; gehaaid; geniaal; geslepen; gevat; gewiekst; goochem; handig; kien; kundig; leep; loos; pienter; raak; schrander; slagvaardig; slim; sluw; snedig; spits; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; wakker; zoekgeraakt
|
dinámico
|
actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; levendig
|
daadkrachtig; dynamisch; energiek
|
entusiasta
|
blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk
|
bevlogen; bevredigd; bezield; dolblij; enthousiast; fervent; geestdriftig; genoeg; gloedvol; hartelijk; inblij; minnelijk; ontzettend blij; opgetogen; opgewekt; ovationeel; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan; vriendelijk; vurig
|
excitado
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
opgefokt; opgehitst
|
móvil
|
actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; levendig
|
beweegbaar; los; mobiel; roerend; verplaatsbaar; verzetbaar
|
nervioso
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
dooraderd; gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; jachtig; nerveus; onrustig; zenuwachtig
|
vital
|
actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; levendig
|
cruciaal; daadkrachtig; dynamisch; elementair; energiek; essentieel; intens; intensief; kardinaal; krachtig; levenskrachtig; met een krachtige uitwerking; noodzakelijk; onmisbaar; onontbeerlijk; van levensbelang; vereist; vitaal; voornaamst; wezenlijk
|
vivo
|
actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; geagiteerd; levendig; verhit
|
achterbaks; adrem; berekenend; bevredigd; bezet; bij de pinken; bijdehand; bitter teleurgesteld; blij; blijgestemd; blijmoedig; clever; doortrapt; druk; drukbezet; felle; fleurig; gebloemd; gehaaid; gemeen; geniepig; genoeg; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gis; gluiperig; goedgehumeurd; goedgeluimd; goochem; in leven; kien; kittig; kleurrijk; leep; levend; listig; ongeblust; opgetogen; opgewekt; pienter; raak; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; spits; stiekem; tevreden; uitgekookt; uitgeslapen; verbitterd; vergenoegd; verzadigd; voldaan; vrolijk; welgemoed; welgestemd
|
ágil
|
actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; levendig
|
lenig; rap; snel; soepel; vingervlug; vlot; vlug
|