Neerlandés

Traducciones detalladas de ontwennen de neerlandés a español

ontwennen:

ontwennen verbo (ontwen, ontwent, ontwende, ontwenden, ontwend)

  1. ontwennen (afleren)

Conjugaciones de ontwennen:

o.t.t.
  1. ontwen
  2. ontwent
  3. ontwent
  4. ontwennen
  5. ontwennen
  6. ontwennen
o.v.t.
  1. ontwende
  2. ontwende
  3. ontwende
  4. ontwenden
  5. ontwenden
  6. ontwenden
v.t.t.
  1. ben ontwend
  2. bent ontwend
  3. is ontwend
  4. zijn ontwend
  5. zijn ontwend
  6. zijn ontwend
v.v.t.
  1. was ontwend
  2. was ontwend
  3. was ontwend
  4. waren ontwend
  5. waren ontwend
  6. waren ontwend
o.t.t.t.
  1. zal ontwennen
  2. zult ontwennen
  3. zal ontwennen
  4. zullen ontwennen
  5. zullen ontwennen
  6. zullen ontwennen
o.v.t.t.
  1. zou ontwennen
  2. zou ontwennen
  3. zou ontwennen
  4. zouden ontwennen
  5. zouden ontwennen
  6. zouden ontwennen
diversen
  1. ontwen!
  2. ontwent!
  3. ontwend
  4. ontwennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ontwennen [znw.] sustantivo

  1. ontwennen (afleren; afwennen)
    el deshabituarse de

Translation Matrix for ontwennen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
deshabituarse de afleren; afwennen; ontwennen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
desacostumbrar afleren; ontwennen
desacostumbrarse de afleren; ontwennen
deshabituar afleren; ontwennen
quitarse la costumbre de afleren; ontwennen