Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. ophoepelen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de ophoepelen de neerlandés a español

ophoepelen:

ophoepelen verbo (hoepel op, hoepelt op, hoepelde op, hoepelden op, opgehoepeld)

  1. ophoepelen (opdonderen; opkrassen; inrukken; oplazeren)

Conjugaciones de ophoepelen:

o.t.t.
  1. hoepel op
  2. hoepelt op
  3. hoepelt op
  4. hoepelen op
  5. hoepelen op
  6. hoepelen op
o.v.t.
  1. hoepelde op
  2. hoepelde op
  3. hoepelde op
  4. hoepelden op
  5. hoepelden op
  6. hoepelden op
v.t.t.
  1. ben opgehoepeld
  2. bent opgehoepeld
  3. is opgehoepeld
  4. zijn opgehoepeld
  5. zijn opgehoepeld
  6. zijn opgehoepeld
v.v.t.
  1. was opgehoepeld
  2. was opgehoepeld
  3. was opgehoepeld
  4. waren opgehoepeld
  5. waren opgehoepeld
  6. waren opgehoepeld
o.t.t.t.
  1. zal ophoepelen
  2. zult ophoepelen
  3. zal ophoepelen
  4. zullen ophoepelen
  5. zullen ophoepelen
  6. zullen ophoepelen
o.v.t.t.
  1. zou ophoepelen
  2. zou ophoepelen
  3. zou ophoepelen
  4. zouden ophoepelen
  5. zouden ophoepelen
  6. zouden ophoepelen
diversen
  1. hoepel op!
  2. hoepelt op!
  3. opgehoepeld
  4. ophoepelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ophoepelen [znw.] sustantivo

  1. ophoepelen (inrukken)
    el pirarse; el largarse

Translation Matrix for ophoepelen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
largarse inrukken; ophoepelen
pirarse inrukken; ophoepelen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
irse a la mierda inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren
largarse inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren afreizen; de plaat poetsen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; gaan; heengaan; hem smeren; met de noorderzon vertrekken; naar de vijand overlopen; opbreken; opflikkeren; opkrassen; oprotten; opstappen; verdwijnen; verlaten; vertrekken; weggaan; wegreizen; wegscheren; wegtrekken; zich uit de voeten maken; zich wegscheren
pirarse wegscheren; zich wegscheren