Neerlandés
Traducciones detalladas de opkrabbelen de neerlandés a español
opkrabbelen:
-
opkrabbelen
Conjugaciones de opkrabbelen:
o.t.t.
- krabbel op
- krabbelt op
- krabbelt op
- krabbelen op
- krabbelen op
- krabbelen op
o.v.t.
- krabbelde op
- krabbelde op
- krabbelde op
- krabbelden op
- krabbelden op
- krabbelden op
v.t.t.
- ben opgekrabbeld
- bent opgekrabbeld
- is opgekrabbeld
- zijn opgekrabbeld
- zijn opgekrabbeld
- zijn opgekrabbeld
v.v.t.
- was opgekrabbeld
- was opgekrabbeld
- was opgekrabbeld
- waren opgekrabbeld
- waren opgekrabbeld
- waren opgekrabbeld
o.t.t.t.
- zal opkrabbelen
- zult opkrabbelen
- zal opkrabbelen
- zullen opkrabbelen
- zullen opkrabbelen
- zullen opkrabbelen
o.v.t.t.
- zou opkrabbelen
- zou opkrabbelen
- zou opkrabbelen
- zouden opkrabbelen
- zouden opkrabbelen
- zouden opkrabbelen
diversen
- krabbel op!
- krabbelt op!
- opgekrabbeld
- opkrabbelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opkrabbelen:
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
recuperar | opkrabbelen | aanvragen; bekomen; bijspijkeren; goedmaken; heroveren; herstellen; herwinnen; inhalen; inlopen; ophalen; opvragen; terugwinnen; verzoeken; vragen; zich hervinden |
reponerse del susto | opkrabbelen | heroveren |