Neerlandés
Traducciones detalladas de oppoetsen de neerlandés a español
oppoetsen:
-
oppoetsen (opblinken; wrijven; poetsen; opwrijven)
lustrar; abrillantar; pulir; encerar; dar brillo; bruñir; dar lustre-
lustrar verbo
-
abrillantar verbo
-
pulir verbo
-
encerar verbo
-
dar brillo verbo
-
bruñir verbo
-
dar lustre verbo
-
Conjugaciones de oppoetsen:
o.t.t.
- poets op
- poetst op
- poetst op
- poetsen op
- poetsen op
- poetsen op
o.v.t.
- poetste op
- poetste op
- poetste op
- poetsten op
- poetsten op
- poetsten op
v.t.t.
- heb opgepoetst
- hebt opgepoetst
- heeft opgepoetst
- hebben opgepoetst
- hebben opgepoetst
- hebben opgepoetst
v.v.t.
- had opgepoetst
- had opgepoetst
- had opgepoetst
- hadden opgepoetst
- hadden opgepoetst
- hadden opgepoetst
o.t.t.t.
- zal oppoetsen
- zult oppoetsen
- zal oppoetsen
- zullen oppoetsen
- zullen oppoetsen
- zullen oppoetsen
o.v.t.t.
- zou oppoetsen
- zou oppoetsen
- zou oppoetsen
- zouden oppoetsen
- zouden oppoetsen
- zouden oppoetsen
en verder
- ben opgepoetst
- bent opgepoetst
- is opgepoetst
- zijn opgepoetst
- zijn opgepoetst
- zijn opgepoetst
diversen
- poets op!
- poetst op!
- opgepoetst
- oppoetsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze