Neerlandés
Traducciones detalladas de opzouten de neerlandés a español
opzouten:
-
opzouten (inpekelen; inmaken; inzouten)
salar; conservar en adobo; echar en sal; contener; conservar; acaparar; adobar; salarse; poner en salmuera-
salar verbo
-
conservar en adobo verbo
-
echar en sal verbo
-
contener verbo
-
conservar verbo
-
acaparar verbo
-
adobar verbo
-
salarse verbo
-
poner en salmuera verbo
-
Conjugaciones de opzouten:
o.t.t.
- zout op
- zout op
- zout op
- zouten op
- zouten op
- zouten op
o.v.t.
- zoutte op
- zoutte op
- zoutte op
- zoutten op
- zoutten op
- zoutten op
v.t.t.
- heb opgezouten
- hebt opgezouten
- heeft opgezouten
- hebben opgezouten
- hebben opgezouten
- hebben opgezouten
v.v.t.
- had opgezouten
- had opgezouten
- had opgezouten
- hadden opgezouten
- hadden opgezouten
- hadden opgezouten
o.t.t.t.
- zal opzouten
- zult opzouten
- zal opzouten
- zullen opzouten
- zullen opzouten
- zullen opzouten
o.v.t.t.
- zou opzouten
- zou opzouten
- zou opzouten
- zouden opzouten
- zouden opzouten
- zouden opzouten
diversen
- zout op!
- zout op!
- opgezouten
- opzoutend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze