Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
acaecer
|
gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden
|
|
acontecer
|
gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden
|
aan het licht komen; gebeuren; ontspinnen; oprijzen; passeren; plaats hebben; plaatshebben; plaatsvinden; rijzen; verschijnen; voor de dag komen; voordoen; voorkomen; voorvallen; zich voordoen
|
darse el caso
|
gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden
|
|
ocurrir
|
gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden
|
aan het licht komen; gebeuren; ontspinnen; oprijzen; overkomen; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; rijzen; verschijnen; voor de dag komen; voordoen; voorkomen; voorvallen; zich voordoen
|
pasar
|
gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden
|
aankomen; achteruitgaan; aflopen; afsluiten; bezoeken; bezwijken; dichtdoen; doodgaan; doorgeven; doorhalen; doorkomen; doorspelen; doorvertellen; erdoor komen; gebeuren; geld overmaken; iemand opzoeken; inhalen; instorten; kapotgaan; langsgaan; langskomen; omkomen; op visite gaan; oprijzen; overboeken; overgaan; overheen gaan; overheen trekken; overkomen; overlijden; overschrijden; overschrijven; overzenden; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; rijzen; rondbrieven; rondvertellen; sluiten; snel bewegen; sterven; tenondergaan; teruggaan; toedoen; toegaan; toemaken; vergaan; verlopen; verrotten; verstrijken; verteren; vervallen; voorbijgaan; voorbijkomen; voorbijlopen; voorbijrijden; voordoen; voorvallen; wegrotten; zinken
|
tener lugar
|
gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden
|
plaatshebben
|