Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. ritselen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de ritselen de neerlandés a español

ritselen:

ritselen verbo (ritsel, ritselt, ritselde, ritselden, geritseld)

  1. ritselen (knisperen)
    silbar; susurrar; crujir

Conjugaciones de ritselen:

o.t.t.
  1. ritsel
  2. ritselt
  3. ritselt
  4. ritselen
  5. ritselen
  6. ritselen
o.v.t.
  1. ritselde
  2. ritselde
  3. ritselde
  4. ritselden
  5. ritselden
  6. ritselden
v.t.t.
  1. heb geritseld
  2. hebt geritseld
  3. heeft geritseld
  4. hebben geritseld
  5. hebben geritseld
  6. hebben geritseld
v.v.t.
  1. had geritseld
  2. had geritseld
  3. had geritseld
  4. hadden geritseld
  5. hadden geritseld
  6. hadden geritseld
o.t.t.t.
  1. zal ritselen
  2. zult ritselen
  3. zal ritselen
  4. zullen ritselen
  5. zullen ritselen
  6. zullen ritselen
o.v.t.t.
  1. zou ritselen
  2. zou ritselen
  3. zou ritselen
  4. zouden ritselen
  5. zouden ritselen
  6. zouden ritselen
en verder
  1. is geritseld
  2. zijn geritseld
diversen
  1. ritsel!
  2. ritselt!
  3. geritseld
  4. ritselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ritselen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
crujir kraken
susurrar geruis; ruis
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
crujir knisperen; ritselen knapperen; knetteren
silbar knisperen; ritselen blazen; fluisteren; fluiten; lispelen; pijpen; ruisen; sissen; suizelen; suizen; uitfluiten
susurrar knisperen; ritselen ruisen; suizelen; suizen; zacht ruisen

Wiktionary: ritselen

ritselen
verb
  1. een zacht ruisend geluid doen horen

Cross Translation:
FromToVia
ritselen enchufar finagle — (transitive) to obtain or achieve by indirect and usually deceitful methods
ritselen escamotear; trufar; hurtar; estafar; birlar; timar; petardear finagle — (ambitransitive) to cheat or swindle; to use crafty, deceitful methods (often with "out of")