Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. samenwonen:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for samenwonen:
    • convivir


Neerlandés

Traducciones detalladas de samenwonen de neerlandés a español

samenwonen:

samenwonen [znw.] sustantivo

  1. samenwonen
    la convivencia

samenwonen verbo (woon samen, woont samen, woonde samen, woonden samen, samengewoond)

  1. samenwonen (samenleven)

Conjugaciones de samenwonen:

o.t.t.
  1. woon samen
  2. woont samen
  3. woont samen
  4. wonen samen
  5. wonen samen
  6. wonen samen
o.v.t.
  1. woonde samen
  2. woonde samen
  3. woonde samen
  4. woonden samen
  5. woonden samen
  6. woonden samen
v.t.t.
  1. heb samengewoond
  2. hebt samengewoond
  3. heeft samengewoond
  4. hebben samengewoond
  5. hebben samengewoond
  6. hebben samengewoond
v.v.t.
  1. had samengewoond
  2. had samengewoond
  3. had samengewoond
  4. hadden samengewoond
  5. hadden samengewoond
  6. hadden samengewoond
o.t.t.t.
  1. zal samenwonen
  2. zult samenwonen
  3. zal samenwonen
  4. zullen samenwonen
  5. zullen samenwonen
  6. zullen samenwonen
o.v.t.t.
  1. zou samenwonen
  2. zou samenwonen
  3. zou samenwonen
  4. zouden samenwonen
  5. zouden samenwonen
  6. zouden samenwonen
en verder
  1. ben samengewoond
  2. bent samengewoond
  3. is samengewoond
  4. zijn samengewoond
  5. zijn samengewoond
  6. zijn samengewoond
diversen
  1. woon samen!
  2. woont samen!
  3. samengewoond
  4. samenwonend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for samenwonen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
convivencia samenwonen samenwoning
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
vivir juntos samenleven; samenwonen

Wiktionary: samenwonen

samenwonen
verb
  1. met elkaar een huis bewonen alsof je getrouwd bent

User Translations:
Word Translation Votes
samenwonen convivir 7

Traducciones automáticas externas: