Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. schommelend:
  2. schommelen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de schommelend de neerlandés a español

schommelend:

schommelend adj.

  1. schommelend

Translation Matrix for schommelend:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
oscilante schommelend wiebelend
tambaleante schommelend fluctuerend; geestelijk onstabiel; heen en weer bewegend; insolide; labiel; los; onstabiel; onvast; rank; waggelend; wankel; wankelbaar; wankelend; wiebelend

Wiktionary: schommelend


Cross Translation:
FromToVia
schommelend variable variable — likely to vary

schommelend forma de schommelen:

schommelen verbo (schommel, schommelt, schommelde, schommelden, geschommeld)

  1. schommelen (heen en weer zwaaien; slingeren; wiebelen; wiegen)
  2. schommelen (wiegen)
    mecer

Conjugaciones de schommelen:

o.t.t.
  1. schommel
  2. schommelt
  3. schommelt
  4. schommelen
  5. schommelen
  6. schommelen
o.v.t.
  1. schommelde
  2. schommelde
  3. schommelde
  4. schommelden
  5. schommelden
  6. schommelden
v.t.t.
  1. heb geschommeld
  2. hebt geschommeld
  3. heeft geschommeld
  4. hebben geschommeld
  5. hebben geschommeld
  6. hebben geschommeld
v.v.t.
  1. had geschommeld
  2. had geschommeld
  3. had geschommeld
  4. hadden geschommeld
  5. hadden geschommeld
  6. hadden geschommeld
o.t.t.t.
  1. zal schommelen
  2. zult schommelen
  3. zal schommelen
  4. zullen schommelen
  5. zullen schommelen
  6. zullen schommelen
o.v.t.t.
  1. zou schommelen
  2. zou schommelen
  3. zou schommelen
  4. zouden schommelen
  5. zouden schommelen
  6. zouden schommelen
en verder
  1. ben geschommeld
  2. bent geschommeld
  3. is geschommeld
  4. zijn geschommeld
  5. zijn geschommeld
  6. zijn geschommeld
diversen
  1. schommel!
  2. schommelt!
  3. geschommeld
  4. schommelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schommelen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
balancearse heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen bengelen; deinen; fluctueren; golven; heen en weer zwaaien; slingeren; slippen; uitglijden; variëren; wankelen; wiegelen; zwaaien; zwenken
mecer schommelen; wiegen deinen; golven; wiegelen

Palabras relacionadas con "schommelen":


Wiktionary: schommelen


Cross Translation:
FromToVia
schommelen oscilar osciller — Se mouvoir alternativement en deux sens contraires.