Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. teisteren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de teisteren de neerlandés a español

teisteren:

teisteren verbo (teister, teistert, teisterde, teisterden, geteisterd)

  1. teisteren (lastigvallen)

Conjugaciones de teisteren:

o.t.t.
  1. teister
  2. teistert
  3. teistert
  4. teisteren
  5. teisteren
  6. teisteren
o.v.t.
  1. teisterde
  2. teisterde
  3. teisterde
  4. teisterden
  5. teisterden
  6. teisterden
v.t.t.
  1. heb geteisterd
  2. hebt geteisterd
  3. heeft geteisterd
  4. hebben geteisterd
  5. hebben geteisterd
  6. hebben geteisterd
v.v.t.
  1. had geteisterd
  2. had geteisterd
  3. had geteisterd
  4. hadden geteisterd
  5. hadden geteisterd
  6. hadden geteisterd
o.t.t.t.
  1. zal teisteren
  2. zult teisteren
  3. zal teisteren
  4. zullen teisteren
  5. zullen teisteren
  6. zullen teisteren
o.v.t.t.
  1. zou teisteren
  2. zou teisteren
  3. zou teisteren
  4. zouden teisteren
  5. zouden teisteren
  6. zouden teisteren
en verder
  1. ben geteisterd
  2. bent geteisterd
  3. is geteisterd
  4. zijn geteisterd
  5. zijn geteisterd
  6. zijn geteisterd
diversen
  1. teister!
  2. teistert!
  3. geteisterd
  4. teisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for teisteren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
fastidiar treiteren
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
afligir lastigvallen; teisteren foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden
atormentar lastigvallen; teisteren aanleiding geven tot; foppen; in de maling nemen; ophitsen; provoceren; te pakken nemen; uitdagen; uitlokken; voor de gek houden
castigar lastigvallen; teisteren afranselen; geselen; iemand toetakelen; kastijden; tuchtigen
fastidiar lastigvallen; teisteren dwarszitten; ergeren; etteren; foppen; geringschatten; harrewarren; in de maling nemen; irriteren; jennen; klagen; koeioneren; kwellen; minachten; narren; neerkijken op; op de zenuwen werken; op zijn hart hebben; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; te pakken nemen; tergen; treiteren; uitdagen; verachten; vervelen; vervelend doen; voor de gek houden; wegpesten; zeuren; zieken
gastar bromas lastigvallen; teisteren
molestar lastigvallen; teisteren harrewarren; koeioneren; kwellen; molesteren; narren; pesten; plagen; sarren; storen; tarten; tergen; treiteren; wegpesten

Wiktionary: teisteren


Cross Translation:
FromToVia
teisteren afligir affligerabattre moralement.
teisteren alcanzar; conseguir atteindretoucher de loin au moyen d’un projectile.
teisteren golpear; pegar frapper — A TRIER
teisteren llegar parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général)
teisteren asir; agarrar saisir — Prendre vivement.