Neerlandés
Traducciones detalladas de uitmaken voor de neerlandés a español
uitmaken voor:
uitmaken voor verbo (maak uit voor, maakt uit voor, maakte uit voor, maakten uit voor, uitgemaakt voor)
-
uitmaken voor (uitschelden; schelden; beledigen; uitjouwen)
insultar; injuriar; maldecir; blasfemar; lanzar blasfemias-
insultar verbo
-
injuriar verbo
-
maldecir verbo
-
blasfemar verbo
-
lanzar blasfemias verbo
-
Conjugaciones de uitmaken voor:
o.t.t.
- maak uit voor
- maakt uit voor
- maakt uit voor
- maken uit voor
- maken uit voor
- maken uit voor
o.v.t.
- maakte uit voor
- maakte uit voor
- maakte uit voor
- maakten uit voor
- maakten uit voor
- maakten uit voor
v.t.t.
- heb uitgemaakt voor
- hebt uitgemaakt voor
- heeft uitgemaakt voor
- hebben uitgemaakt voor
- hebben uitgemaakt voor
- hebben uitgemaakt voor
v.v.t.
- had uitgemaakt voor
- had uitgemaakt voor
- had uitgemaakt voor
- hadden uitgemaakt voor
- hadden uitgemaakt voor
- hadden uitgemaakt voor
o.t.t.t.
- zal uitmaken voor
- zult uitmaken voor
- zal uitmaken voor
- zullen uitmaken voor
- zullen uitmaken voor
- zullen uitmaken voor
o.v.t.t.
- zou uitmaken voor
- zou uitmaken voor
- zou uitmaken voor
- zouden uitmaken voor
- zouden uitmaken voor
- zouden uitmaken voor
en verder
- ben uitgemaakt voor
- bent uitgemaakt voor
- is uitgemaakt voor
- zijn uitgemaakt voor
- zijn uitgemaakt voor
- zijn uitgemaakt voor
diversen
- maak uit voor!
- maakt uit voor!
- uitgemaakt voor
- uitmakend voor
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitmaken voor:
Wiktionary: uitmaken voor
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitmaken voor | → nombrar; nominar; llamar | ↔ nommer — Attribuer, imposer un nom à une personne ou une chose. (Sens général). |
Traducciones automáticas externas: