Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. uitsnijden:


Neerlandés

Traducciones detalladas de uitsnijden de neerlandés a español

uitsnijden:

uitsnijden verbo (snijd uit, snijdt uit, sneed uit, sneden uit, uitgesneden)

  1. uitsnijden (vis kaken; kaken)

Conjugaciones de uitsnijden:

o.t.t.
  1. snijd uit
  2. snijdt uit
  3. snijdt uit
  4. snijden uit
  5. snijden uit
  6. snijden uit
o.v.t.
  1. sneed uit
  2. sneed uit
  3. sneed uit
  4. sneden uit
  5. sneden uit
  6. sneden uit
v.t.t.
  1. heb uitgesneden
  2. hebt uitgesneden
  3. heeft uitgesneden
  4. hebben uitgesneden
  5. hebben uitgesneden
  6. hebben uitgesneden
v.v.t.
  1. had uitgesneden
  2. had uitgesneden
  3. had uitgesneden
  4. hadden uitgesneden
  5. hadden uitgesneden
  6. hadden uitgesneden
o.t.t.t.
  1. zal uitsnijden
  2. zult uitsnijden
  3. zal uitsnijden
  4. zullen uitsnijden
  5. zullen uitsnijden
  6. zullen uitsnijden
o.v.t.t.
  1. zou uitsnijden
  2. zou uitsnijden
  3. zou uitsnijden
  4. zouden uitsnijden
  5. zouden uitsnijden
  6. zouden uitsnijden
en verder
  1. ben uitgesneden
  2. bent uitgesneden
  3. is uitgesneden
  4. zijn uitgesneden
  5. zijn uitgesneden
  6. zijn uitgesneden
diversen
  1. snijd uit!
  2. snijdt uit!
  3. uitgesneden
  4. uitsnijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitsnijden:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
limpiar afnemen; afstoffen; afwissen; boenen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
destripar arenques kaken; uitsnijden; vis kaken
limpiar kaken; uitsnijden; vis kaken afvegen; afwissen; gladmaken; gladwrijven; klusje opknappen; klussen; opruimen; opschonen; reinigen; schoon maken; schoonmaken; schoonpoetsen; uitgommen; uitmesten; uitruimen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen; zuiveren