Neerlandés
Traducciones detalladas de verbuigen de neerlandés a español
verbuigen:
-
verbuigen (declineren; vervoegen)
conjugar; hacer recortes; declinar; cascar; flectar la cabeza-
conjugar verbo
-
hacer recortes verbo
-
declinar verbo
-
cascar verbo
-
flectar la cabeza verbo
-
-
verbuigen (ombuigen; krom buigen)
Conjugaciones de verbuigen:
o.t.t.
- verbuig
- verbuigt
- verbuigt
- verbuigen
- verbuigen
- verbuigen
o.v.t.
- verboog
- verboog
- verboog
- verbogen
- verbogen
- verbogen
v.t.t.
- heb verbogen
- hebt verbogen
- heeft verbogen
- hebben verbogen
- hebben verbogen
- hebben verbogen
v.v.t.
- had verbogen
- had verbogen
- had verbogen
- hadden verbogen
- hadden verbogen
- hadden verbogen
o.t.t.t.
- zal verbuigen
- zult verbuigen
- zal verbuigen
- zullen verbuigen
- zullen verbuigen
- zullen verbuigen
o.v.t.t.
- zou verbuigen
- zou verbuigen
- zou verbuigen
- zouden verbuigen
- zouden verbuigen
- zouden verbuigen
diversen
- verbuig!
- verbuigt!
- verbogen
- verbuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
verbuigen (declineren)