Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
acabar
|
|
afmaken; afwerken
|
salir
|
|
heengaan; vertrekken; weggaan
|
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
acabar
|
belanden; geraken; terechtkomen; verzeilen
|
afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; figureren; klaarkrijgen; klaarmaken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; stoppen; ten einde lopen; uitdrinken; uithebben; uitkrijgen; volbrengen; volmaken; voltooien
|
ir a parar
|
belanden; geraken; terechtkomen; verzeilen
|
|
llegar
|
belanden; geraken; terechtkomen; verzeilen
|
aankomen; afsluiten; arriveren; betreden; beëindigen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; een einde maken aan; eindigen; finishen; geraken; ingaan; landen; neerkomen; op de grond komen; ophouden; stoppen; terecht komen; terechtkomen; uithebben; uitkrijgen
|
resultar
|
belanden; geraken; terechtkomen; verzeilen
|
aan het licht komen; bewaarheid worden; blijken; conveniëren; deugen; geschikt zijn; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; passen; passend zijn; uitbotten; uitkomen; uitlopen; verschijnen; voor de dag komen; voordoen; voortkomen uit
|
salir
|
belanden; geraken; terechtkomen; verzeilen
|
afhaken; afreizen; afsluiten; afvallen; afzeggen; afzien van; bewaarheid worden; blijken; conveniëren; de hort op gaan; de plaat poetsen; deugen; eruit gaan; eruitgaan; eruitstappen; ervandoor gaan; extraheren; gaan; geschikt zijn; heengaan; hem smeren; loskomen; loskrijgen; losmaken; lostornen; naar de vijand overlopen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; opbreken; opgeven; ophouden; opstappen; passen; passend zijn; reizen; rondreizen; smeren; stappen; stoppen; tornen; trekken; uitgaan; uithalen; uitkomen; uitrijden; uitstappen; uittrekken; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; vluchten; vooraan staan; vooruitspringen; vooruitsteken; vrijkomen; weggaan; wegkomen; weglopen; wegreizen; wegrennen; wegtrekken; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken; zwerven
|
venir a parar
|
belanden; geraken; terechtkomen; verzeilen
|
|
Other | Traducciones relacionadas | Other Translations |
salir
|
|
uitkomen; uitstromen
|