Neerlandés
Traducciones detalladas de vooruitbrengen de neerlandés a español
vooruitbrengen:
vooruitbrengen verbo (breng vooruit, brengt vooruit, bracht vooruit, brachten vooruit, vooruitgebracht)
-
vooruitbrengen
Conjugaciones de vooruitbrengen:
o.t.t.
- breng vooruit
- brengt vooruit
- brengt vooruit
- brengen vooruit
- brengen vooruit
- brengen vooruit
o.v.t.
- bracht vooruit
- bracht vooruit
- bracht vooruit
- brachten vooruit
- brachten vooruit
- brachten vooruit
v.t.t.
- heb vooruitgebracht
- hebt vooruitgebracht
- heeft vooruitgebracht
- hebben vooruitgebracht
- hebben vooruitgebracht
- hebben vooruitgebracht
v.v.t.
- had vooruitgebracht
- had vooruitgebracht
- had vooruitgebracht
- hadden vooruitgebracht
- hadden vooruitgebracht
- hadden vooruitgebracht
o.t.t.t.
- zal vooruitbrengen
- zult vooruitbrengen
- zal vooruitbrengen
- zullen vooruitbrengen
- zullen vooruitbrengen
- zullen vooruitbrengen
o.v.t.t.
- zou vooruitbrengen
- zou vooruitbrengen
- zou vooruitbrengen
- zouden vooruitbrengen
- zouden vooruitbrengen
- zouden vooruitbrengen
diversen
- breng vooruit!
- brengt vooruit!
- vooruitgebracht
- vooruitbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vooruitbrengen:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
avanzar | vooruitgaan; vorderen | |
mejorar | verbeteren | |
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
avanzar | vooruitbrengen | aanrukken; aflopen; bevorderd worden; doordrijven; geweld gebruiken; hogerop komen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opmarcheren; oprukken; opschieten; reppen; snellen; spoeden; verder komen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; vliegen; voorbijgaan; voortschrijden; vooruitgaan; vooruitkomen; vorderen; zich haasten; zich opwerken; zich spoeden |
mejorar | vooruitbrengen | beter worden; beteren; bijwerken; corrigeren; goed gaan; goedmaken; herstellen; herzien; het goed maken; leven beteren; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; progressie maken; renoveren; repareren; restaureren; verbeteren; veredelen; verfijnen; vooruitgang boeken |