Neerlandés

Traducciones detalladas de vrouw de neerlandés a español

vrouw:

vrouw [de ~ (v)] sustantivo

  1. de vrouw (gade)
    la señora; la mujer; la esposa; la ama; la mujeruca; la compañera en la vida; la ama de casa; la consorte; la conviviente; la compañera; la dueña de casa; la madre de familia; la cónyuge

vrouw [de ~ (v)] sustantivo

  1. de vrouw (vrouwmens; vrouwspersoon)
    la mujer; la persona femenina
  2. de vrouw (wijf)
    la mujeruca; la hembra; la tía
  3. de vrouw
    la mujer
    • mujer [la ~] sustantivo

Translation Matrix for vrouw:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
ama gade; vrouw bazin; echtgenote; gebiedster; gemalin; huismoeder; huisvrouw; meesteres
ama de casa gade; vrouw echtgenote; huishoudster; huismoeder; huissloof; huisvrouw; moeke; sloof
compañera gade; vrouw echtgenote; gabber; gemalin; genoot; gezellin; jaargenote; kameraad; kameraadje; kompaan; levensgezel; levenspartner; maat; maatje; makker; pal; partner; vriend; vriendje
compañera en la vida gade; vrouw echtgenote; gemalin; huismoeder; huisvrouw; levensgezel; levensgezellin; levenspartner; partner
consorte gade; vrouw echtgenote; gemalin; levensgezel; levensgezellin; levenspartner; partner
conviviente gade; vrouw echtgenote; firmant; gemalin; genoot; levensgezel; levenspartner; partner
cónyuge gade; vrouw echtgenote; gemalin; huismoeder; huisvrouw; levensgezellin
dueña de casa gade; vrouw echtgenote; huismoeder; huisvrouw
esposa gade; vrouw echtgenote; gemalin; handboei; handboeien; handijzers; levensgezel; levensgezellin; levenspartner; partner
hembra vrouw; wijf vervelend kreng; wijfje
madre de familia gade; vrouw echtgenote; huismoeder; huisvrouw
mujer gade; vrouw; vrouwmens; vrouwspersoon dame; echtgenote; gemalin; huismoeder; huisvrouw; juffrouw; levensgezellin; mejuffrouw; wijfje
mujeruca gade; vrouw; wijf echtgenote; huismoeder; huisvrouw
persona femenina vrouw; vrouwmens; vrouwspersoon
señora gade; vrouw dame; echtgenote; gemalin; huismoeder; huisvrouw; juffrouw; levensgezellin; mejuffrouw; mevrouw
tía vrouw; wijf griet; leerkracht; leraar; leraar op basisschool; meester; onderwijzer; pedant; schoolmeester; tante; wicht
- mevrouw

Palabras relacionadas con "vrouw":


Sinónimos de "vrouw":


Antónimos de "vrouw":


Definiciones relacionadas de "vrouw":

  1. persoon met wie een man getrouwd is1
    • mag ik je mijn vrouw voorstellen?1
  2. volwassen persoon van het geslacht dat kinderen baart1
    • in het onderwijs werken meer vrouwen dan mannen1

Wiktionary: vrouw

vrouw
noun
  1. een volwassen vrouwelijke mens
  2. de vrouwelijke partner in een huwelijk

Cross Translation:
FromToVia
vrouw hembra female — one of the feminine sex or gender
vrouw reina queen — playing card
vrouw esposa; mujer wife — married woman
vrouw mujer woman — adult female human being
vrouw mujer Frauerwachsener, weiblicher Mensch
vrouw esposa; mujer Frauverheiraten Frau, Ehefrau
vrouw hembra femelleêtre vivant organisé pour concevoir et enfanter ou pondre les œufs. Ne se dit proprement qu’en parlant du sexe.
vrouw mujer femme — Être humain adulte de sexe féminin
vrouw esposa; marida; mujer femme — Épouse.
vrouw esposa; mujer épousefemme, dans le mariage.

Traducciones relacionadas de vrouw