Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. zaag:
  2. zagen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de zaag de neerlandés a español

zaag:

zaag [de ~] sustantivo

  1. de zaag
    el serrucho; la sierra

Translation Matrix for zaag:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
serrucho zaag handzaag
sierra zaag bergketen; gebergte

Wiktionary: zaag

zaag
noun
  1. een gereedschap met een scherp getand metalen blad om voorwerpen in stukken te verdelen

Cross Translation:
FromToVia
zaag sierra Säge — ein Werkzeug zum Zerteilen von festem Material, insbesondere von Holz
zaag sierra saw — tool
zaag sierra scie — Outil possédant une lame dentée dont on se sert pour couper.

zagen:

zagen verbo (zaag, zaagt, zaagde, zaagden, gezaagd)

  1. zagen (ronken; snorren; knorren)

Conjugaciones de zagen:

o.t.t.
  1. zaag
  2. zaagt
  3. zaagt
  4. zagen
  5. zagen
  6. zagen
o.v.t.
  1. zaagde
  2. zaagde
  3. zaagde
  4. zaagden
  5. zaagden
  6. zaagden
v.t.t.
  1. heb gezaagd
  2. hebt gezaagd
  3. heeft gezaagd
  4. hebben gezaagd
  5. hebben gezaagd
  6. hebben gezaagd
v.v.t.
  1. had gezaagd
  2. had gezaagd
  3. had gezaagd
  4. hadden gezaagd
  5. hadden gezaagd
  6. hadden gezaagd
o.t.t.t.
  1. zal zagen
  2. zult zagen
  3. zal zagen
  4. zullen zagen
  5. zullen zagen
  6. zullen zagen
o.v.t.t.
  1. zou zagen
  2. zou zagen
  3. zou zagen
  4. zouden zagen
  5. zouden zagen
  6. zouden zagen
diversen
  1. zaag!
  2. zaagt!
  3. gezaagd
  4. zagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zagen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
rascar krabsel
serrar omzagen; vellen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
gruñir knorren; ronken; snorren; zagen brommen; foeteren; grauwen; grommen; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; misnoegen uiten; mopperen; morren; murmeren; ontevreden mompelen; op vuur pruttelen; over iets mopperen; pruttelen; sakkeren; smoren; snauwen; stoffen; sudderen; uitbrander geven; zemelen; zeuren
hacer ruidos knorren; ronken; snorren; zagen klepperen; kletteren; knorren; knorrend geluid maken; rammelen; sakkeren
husmear knorren; ronken; snorren; zagen besniffelen; besnuffelen; om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; sniffelen; snuffelen aan; snuffen; struinen
piar knorren; ronken; snorren; zagen emmeren; kwetteren; kwinkeleren; tjilpen
rascar knorren; ronken; snorren; zagen afkrabben; krassen; oogsten; plukken; schrapen; schrappen; verzamelen; zich krabben
reprobar knorren; ronken; snorren; zagen berispen; hekelen; manen; sakkeren; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen
serrar knorren; ronken; snorren; zagen uitzagen

Definiciones relacionadas de "zagen":

  1. in stukken verdelen door met een zaag heen en weer te gaan1
    • hij zaagt een stuk van de plank1

Wiktionary: zagen

zagen
verb
  1. in stukken delen door middel van een zaag

Cross Translation:
FromToVia
zagen serrar saw — cut with a saw
zagen serrar; aserrar sciercouper, fendre avec une scie.