Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. voorzitten:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de voorzitten de neerlandés a francés

voorzitten:

voorzitten verbo (zit voor, zat voor, zaten voor, voorgezeten)

  1. voorzitten (leiding geven; leiden; besturen; aanvoeren; managen)
    conduire; gérer; diriger; gouverner; mener; présider; commander; manier; administrer
    • conduire verbo (conduis, conduit, conduisons, conduisez, )
    • gérer verbo (gère, gères, gérons, gérez, )
    • diriger verbo (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, )
    • gouverner verbo (gouverne, gouvernes, gouvernons, gouvernez, )
    • mener verbo (mène, mènes, menons, menez, )
    • présider verbo (préside, présides, présidons, présidez, )
    • commander verbo (commande, commandes, commandons, commandez, )
    • manier verbo (manie, manies, manions, maniez, )
    • administrer verbo (administre, administres, administrons, administrez, )

Conjugaciones de voorzitten:

o.t.t.
  1. zit voor
  2. zit voor
  3. zit voor
  4. zitten voor
  5. zitten voor
  6. zitten voor
o.v.t.
  1. zat voor
  2. zat voor
  3. zat voor
  4. zaten voor
  5. zaten voor
  6. zaten voor
v.t.t.
  1. heb voorgezeten
  2. hebt voorgezeten
  3. heeft voorgezeten
  4. hebben voorgezeten
  5. hebben voorgezeten
  6. hebben voorgezeten
v.v.t.
  1. had voorgezeten
  2. had voorgezeten
  3. had voorgezeten
  4. hadden voorgezeten
  5. hadden voorgezeten
  6. hadden voorgezeten
o.t.t.t.
  1. zal voorzitten
  2. zult voorzitten
  3. zal voorzitten
  4. zullen voorzitten
  5. zullen voorzitten
  6. zullen voorzitten
o.v.t.t.
  1. zou voorzitten
  2. zou voorzitten
  3. zou voorzitten
  4. zouden voorzitten
  5. zouden voorzitten
  6. zouden voorzitten
diversen
  1. zit voor!
  2. zit voor!
  3. voorgezeten
  4. voorzittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voorzitten:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
administrer aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aanvoeren; administreren; beheren; besturen; bevel voeren over; binnen gieten; commanderen; geven; iemand iets toedienen; ingeven; leiden; leidinggeven; verstrekken
commander aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aanvoeren; bestellen; bevel voeren over; bevelen; commanderen; decreteren; dicteren; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; iem. afdwingen; leiden; leidinggeven; macht uitoefenen; ontrukken; onttrekken; opdragen; orderen; overheersen; regeren; verordenen; voorschrijven
conduire aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aan het stuur zitten; begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; karren; leiden; meegaan; meelopen; meevoeren; rijden; rondleiden; sturen; vergezellen; voeren; volgen; wegbrengen; zenden
diriger aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aansturen; aanvoeren; administreren; begeleiden; beheren; besturen; bevel voeren over; bevelen; commanderen; decreteren; erdoor loodsen; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; karren; leiden; leidinggeven; macht uitoefenen; meevoeren; opdragen; overheersen; regeren; rijden; verordenen; voeren
gouverner aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aanvoeren; bedwingen; beheersen; beteugelen; bevel voeren over; commanderen; de overhand hebben; gezaghebben; heerschappij voeren; heersen; heersen over; in bedwang houden; leiden; leidinggeven; macht uitoefenen; machtiger zijn; onderdrukken; onderwerpen; overheersen; regeren; terughouden
gérer aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten administreren; beheren; besturen; iets aankunnen; managen
manier aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten behandelen; iets aankunnen; managen; manoeuvreren; marcheren; onder behandeling nemen
mener aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aanvoeren; begeleiden; bevel voeren over; chaperonneren; commanderen; een voorsprong hebben; escorteren; geleiden; leiden; leidinggeven; meegaan; meelopen; meevoeren; vergezellen; voeren; volgen; voorliggen; wegbrengen
présider aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven

Definiciones relacionadas de "voorzitten":

  1. de leiding hebben1
    • wie zit deze vergadering voor?1

Wiktionary: voorzitten

voorzitten
verb
  1. occuper la premier place dans une assemblée, avoir charge d’y maintenir l’ordre, d’y donner la parole, de recueillir les voix et de proclamer les décisions qu’elle rendre.

Cross Translation:
FromToVia
voorzitten présider preside — to act as a president or chairperson