Neerlandés

Traducciones detalladas de beleefd de neerlandés a francés

beleefd:


Translation Matrix for beleefd:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
civil burger; staatsburger
civilisé beschaafde
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
- behoorlijk; fatsoenlijk; keurig
AdverbTraducciones relacionadasOther Translations
- netjes
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
bien élevé beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed beschaafd; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; goed opgevoed; netjes; ontwikkeld; welgemanierd; welopgevoed
civil beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed attent; civiel; galant; hoffelijk; op een aardige manier; ridderlijk; voorkomend; vriendelijk
civilisé beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed beschaafd; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; netjes; ontwikkeld; welgemanierd; welopgevoed
comme il faut beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed adequaat; beschaafd; betamelijk; braaf; eerlijk; fatsoenlijk; fideel; gepast; geschikt; juist; naar behoren; netjes; openhartig; oprecht; passend; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; rondborstig; trouwhartig; welgemanierd; welgevoeglijk; welopgevoed; welvoeglijk
complaisant beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed bereidvaardig; bereidwillig; gedwee; gehoorzaam; gewillig; goedwillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; tegemoetkomend; toegeeflijk; toegevend; toeschietelijk; welwillend
courtois beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed attent; beschaafd; fatsoenlijk; galant; geciviliseerd; gecultiveerd; hoffelijk; hoofs; netjes; ontwikkeld; op een aardige manier; ridderlijk; voorkomend; vriendelijk; welgemanierd; welopgevoed
courtoisement beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed beschaafd; geciviliseerd; gecultiveerd; ontwikkeld; op een aardige manier; vriendelijk
cultivé beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed belezen; beschaafd; erudiet; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; geleerd; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; intelligent; netjes; ontgonnen; ontwikkeld; slim; welgemanierd; welopgevoed; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
galant beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed attent; beschaafd; galant; geciviliseerd; gecultiveerd; hoffelijk; ontwikkeld; op een aardige manier; ridderlijk; voorkomend; vriendelijk
instruit beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
poli beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed afgeslepen; attent; beschaafd; fatsoenlijk; galant; geciviliseerd; gecultiveerd; gepoetst; gepolijst; geslepen; gladgemaakt; gladgeslepen; hoffelijk; netjes; ontwikkeld; op een aardige manier; opgepoetst; ridderlijk; voorkomend; vriendelijk; welgemanierd; wellevend; welopgevoed
poliment beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed beschaafd; geciviliseerd; gecultiveerd; ontwikkeld; op een aardige manier; vriendelijk
propre beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed beschaafd; brandschoon; fatsoenlijk; gekuist; gereinigd; hygienisch; hygiënisch; karakteristiek; kenmerkend; keurig; kuis; maagdelijk; net; netjes; onbevlekt; onschuldig; proper; puur; rein; schoon; smetteloos; tekenend; typerend; typisch; vlekkeloos; welgemanierd; welopgevoed; zindelijk; zorgvuldig; zuiver
prévenant beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; dienstwillig; gedienstig; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; op een aardige manier; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig
serviable beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; bereidvaardig; bereidwillig; dienstbaar; dienstvaardig; dienstwillig; gedienstig; gewillig; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; inschikkelijk; plezierig; slaafs; volgzaam; voorkomend; vriendelijk; willig; zachtaardig
soigné beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed accuraat; angstvallig; beschaafd; chic; consciëntieus; elegant; esthetisch; geciviliseerd; gecultiveerd; gewetensvol; grondig; keurig; met zorg; modieuze verfijning; nauwlettend; net; netjes; onderhouden; ontwikkeld; precies; proper; scrupuleus; secuur; smaakvol; stijlvol; stipt; verfijnd; verzorgd; voorzichtig; zorgvuldig

Palabras relacionadas con "beleefd":

  • beleefdheid, beleefder, beleefdere, beleefdst, beleefdste

Sinónimos de "beleefd":


Definiciones relacionadas de "beleefd":

  1. met goede manieren, zoals het hoort1
    • de kinderen zijn altijd heel beleefd tegen hun ouders1

Wiktionary: beleefd

beleefd
adjective
  1. qui fait preuve de distinction, de politesse
  2. courtois, civil, honnête, complaisant, convenable, qui utilise les règles de la politesse, qui observe les convenances de la société.

Cross Translation:
FromToVia
beleefd courtois höflich — formell respektvoll
beleefd poli polite — well-mannered

beleven:

beleven verbo (beleef, beleeft, beleefde, beleefden, beleefd)

  1. beleven (ondervinden; ervaren; gewaarworden; voelen)
    sentir; éprouver; ressentir; subir; vivre; remarquer; s'apercevoir de
    • sentir verbo (sens, sent, sentons, sentez, )
    • éprouver verbo (éprouve, éprouves, éprouvons, éprouvez, )
    • ressentir verbo (ressens, ressent, ressentons, ressentez, )
    • subir verbo (subis, subit, subissons, subissez, )
    • vivre verbo (vis, vit, vivons, vivez, )
    • remarquer verbo (remarque, remarques, remarquons, remarquez, )

Conjugaciones de beleven:

o.t.t.
  1. beleef
  2. beleeft
  3. beleeft
  4. beleven
  5. beleven
  6. beleven
o.v.t.
  1. beleefde
  2. beleefde
  3. beleefde
  4. beleefden
  5. beleefden
  6. beleefden
v.t.t.
  1. heb beleefd
  2. hebt beleefd
  3. heeft beleefd
  4. hebben beleefd
  5. hebben beleefd
  6. hebben beleefd
v.v.t.
  1. had beleefd
  2. had beleefd
  3. had beleefd
  4. hadden beleefd
  5. hadden beleefd
  6. hadden beleefd
o.t.t.t.
  1. zal beleven
  2. zult beleven
  3. zal beleven
  4. zullen beleven
  5. zullen beleven
  6. zullen beleven
o.v.t.t.
  1. zou beleven
  2. zou beleven
  3. zou beleven
  4. zouden beleven
  5. zouden beleven
  6. zouden beleven
diversen
  1. beleef!
  2. beleeft!
  3. beleefd
  4. belevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beleven:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
remarquer beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; te zien krijgen; turen; voelen; waarnemen; zien
ressentir beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen aanvoelen; voorvoelen
s'apercevoir de beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; opmerken; voelen; waarnemen; zien
sentir beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen aanvoelen; iets voelen; voelen; voorvoelen
subir beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen doorleven; doormaken; doorstaan; dragen; dulden; harden; lijden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; verteren; volhouden
vivre beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen bestaan; doormaken; existeren; leven; logeren; meemaken; resideren; verblijven; wonen; zijn
éprouver beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen aanvoelen; beproeven; doormaken; ervaren als; experimenteren; horen; keuren; lijden; onderzoeken; op de proef stellen; proberen; te horen krijgen; testen; uitproberen; vernemen; voorvoelen
- ervaren; meemaken

Sinónimos de "beleven":


Definiciones relacionadas de "beleven":

  1. het op een bepaalde manier voelen1
    • ik beleefde de oorlog als een spannende tijd1
  2. het ervaren van iets1
    • ik hoop dat ik dit nog mag beleven!1

Wiktionary: beleven


Cross Translation:
FromToVia
beleven éprouver experience — to observe or undergo
beleven connaître; voir; vivre; endurer erleben — eine Erfahrung machen, bei etwas dabei sein