Interglot - wagen: resultados en neerlandés y francés encontrados en el Diccionario de traducción Interglot

Eliminar anuncios

Resumen

Neerlandés a francés: más información...

wagen:
- oser; risquer; hasarder; aventurer
- voiture; véhicule; automobile; bagnole; chariot; auto; courage; audace; charrette; voiturette
waag:
- balance; poids public; pont bascule
Wiktionary:
- wagen → voiture, auto, bagnole, char, chariot, charrette
- wagen → oser, aventurer, aviser, hasarder, risquer
- wagen → voiture, char, automobile, auto, oser, affronter, charrette
- waag → aléa, risque

Neerlandés

Traducciones detalladas de wagen de neerlandés a francés

wagen:

wagen verbo (waag, waagt, waagde, waagden, gewaagd)

wagen (durven; riskeren; avonturen)
oser; risquer; hasarder; aventurer
- oser verbo (ose, oses, osons, osez, osent, osais, osait, osions, osiez, osaient, osai, osas, osa, osâmes, osâtes, osèrent, oserai, oseras, osera, oserons, oserez, oseront)
- risquer verbo (risque, risques, risquons, risquez, risquent, risquais, risquait, risquions, risquiez, risquaient, risquai, risquas, risqua, risquâmes, risquâtes, risquèrent, risquerai, risqueras, risquera, risquerons, risquerez, risqueront)
- hasarder verbo (hasarde, hasardes, hasardons, hasardez, hasardent, hasardais, hasardait, hasardions, hasardiez, hasardaient, hasardai, hasardas, hasarda, hasardâmes, hasardâtes, hasardèrent, hasarderai, hasarderas, hasardera, hasarderons, hasarderez, hasarderont)
- aventurer verbo (aventure, aventures, aventurons, aventurez, aventurent, aventurais, aventurait, aventurions, aventuriez, aventuraient, aventurai, aventuras, aventura, aventurâmes, aventurâtes, aventurèrent, aventurerai, aventureras, aventurera, aventurerons, aventurerez, aventureront)

Conjugaciones de wagen:

o.t.t.

waag
waagt
waagt
wagen
wagen
wagen

o.v.t.

waagde
waagde
waagde
waagden
waagden
waagden

v.t.t.

heb gewaagd
hebt gewaagd
heeft gewaagd
hebben gewaagd
hebben gewaagd
hebben gewaagd

v.v.t.

had gewaagd
had gewaagd
had gewaagd
hadden gewaagd
hadden gewaagd
hadden gewaagd

o.t.t.t.

zal wagen
zult wagen
zal wagen
zullen wagen
zullen wagen
zullen wagen

o.v.t.t.

zou wagen
zou wagen
zou wagen
zouden wagen
zouden wagen
zouden wagen

diversen

waag!
waagt!
gewaagd
wagend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

wagen [de ~ (m)] sustantivo

de wagen (auto; vehikel; kar)
la voiture; le véhicule; l'automobile; la bagnole
- voiture [la ~] sustantivo
- véhicule [le ~] sustantivo
- automobile [la ~] sustantivo
- bagnole [la ~] sustantivo
de wagen (paardenwagen)
le chariot; la voiture; la bagnole; le véhicule; l'auto
- chariot [le ~] sustantivo
- voiture [la ~] sustantivo
- bagnole [la ~] sustantivo
- véhicule [le ~] sustantivo
- auto [la ~] sustantivo
de wagen (durven)
le courage; l'audace
- courage [le ~] sustantivo
- audace [la ~] sustantivo
de wagen (vehikel; voertuig; rijtuig; kar)
le véhicule; la voiture; le chariot; la charrette; la voiturette
- véhicule [le ~] sustantivo
- voiture [la ~] sustantivo
- chariot [le ~] sustantivo
- charrette [la ~] sustantivo
- voiturette [la ~] sustantivo

Translation Matrix for wagen:

Noun	Traducciones relacionadas	Other Translations
audace	durven; wagen	aanmatiging; brutaliteit; driestheid; durf; gewaagdheid; impertinentie; inbeelding; indiscretie; kloekheid; koenheid; laatdunkendheid; lef; moed; onbeschaamdheid; onbeschoftheid; onbeschroomdheid; onbesuisdheid; onkiesheid; onverschrokkenheid; onwelgevoegelijkheid; overmoed; roekeloosheid; schaamteloosheid; stoutmoedigheid; vermetelheid; verwaandheid; vrijpostigheid; waaghalzerij; zelfverheffing
auto	paardenwagen; wagen
automobile	auto; kar; vehikel; wagen	auto-industrie; automobiel
bagnole	auto; kar; paardenwagen; vehikel; wagen	karretje; lorrie; rammelbak; rolwagentje; wagentje
chariot	kar; paardenwagen; rijtuig; vehikel; voertuig; wagen	karretje; lorrie; rolwagentje; wagentje
charrette	kar; rijtuig; vehikel; voertuig; wagen	handkar; kar; karretje; lorrie; rolwagentje; vrachtkar; wagentje
courage	durven; wagen	dapperheid; driestheid; durf; gewaagdheid; heldenmoed; heldhaftigheid; kloekheid; koenheid; kranigheid; lef; moed; onversaagdheid; onverschrokkenheid; stoutmoedigheid; vermetelheid
voiture	auto; kar; paardenwagen; rijtuig; vehikel; voertuig; wagen	handkar; kar; koets; personenauto; rijtuig; spoorwagon; wagon
voiturette	kar; rijtuig; vehikel; voertuig; wagen	karretje; lorrie; rolwagentje; wagentje
véhicule	auto; kar; paardenwagen; rijtuig; vehikel; voertuig; wagen	voertuig
Verb	Traducciones relacionadas	Other Translations
aventurer	avonturen; durven; riskeren; wagen	avonturieren
hasarder	avonturen; durven; riskeren; wagen	avonturieren
oser	avonturen; durven; riskeren; wagen	aandurven; avonturieren
risquer	avonturen; durven; riskeren; wagen	avonturieren
-	durven

Definiciones relacionadas de "wagen":

je niet door angst of onzekerheid laten tegenhouden¹
- hij waagde het toch naar huis te rijden met die gladheid¹
vervoermiddel dat bestaat uit een kar of bak met vier wielen¹
- de baby ligt in de kinderwagen¹

Wiktionary: wagen

wagen

noun

een auto
- wagen → voiture; auto

verb

een poging ondernemen
- wagen → oser

wagen

verb

hasarder, mettre à l’aventure.
- aventurer → kans lopen; op het spel zetten; risico lopen; riskeren; wagen; zich vermetelen
Être assez téméraire, assez hardi pour
- aviser → wagen; durven
risquer, exposer à la fortune, exposer au péril.
- hasarder → wagen
Avoir la hardiesse, l’audace de dire, de faire quelque chose.
- oser → kans lopen; op het spel zetten; risico lopen; riskeren; wagen; bestaan; durven; zich vermetelen
hasarder, exposer à un danger possible, à une chance douteux.
- risquer → kans lopen; op het spel zetten; risico lopen; riskeren; wagen

noun

France|fr (familier, fr) voiture, automobile.
- bagnole → rijtuig; vehikel; voertuig; wagen
chariot élevé.
- char → karretje; kar; handkar; wagen; tank; vechtwagen
À classer.
- chariot → karretje; kar; handkar; wagen
voiture à deux roues, avec deux ridelles et deux limons.
- charrette → karretje; kar; handkar; wagen
Caisse sur roues
- voiture → wagen; rijtuig
Automobile
- voiture → wagen; auto

Cross Translation:

From	To	Via
• wagen	→ voiture; char; automobile; auto	↔ car — automobile, a vehicle steered by a driver
• wagen	→ oser	↔ dare — to have courage
• wagen	→ affronter	↔ dare — to brave or face up to
• wagen	→ charrette	↔ wagon — cart

wagen forma de waag:

waag [de ~ (m)] sustantivo

de waag (weegschaal; bascule; balans)
la balance; le poids public
- balance [la ~] sustantivo
- poids public [le ~] sustantivo
de waag (weegbrug)
le pont bascule; la balance
- pont bascule [le ~] sustantivo
- balance [la ~] sustantivo

Translation Matrix for waag:

Noun	Traducciones relacionadas	Other Translations
balance	balans; bascule; waag; weegbrug; weeghuis; weegschaal	balans; evenwicht; harmonie
poids public	balans; bascule; waag; weeghuis; weegschaal	waaggebouw
pont bascule	waag; weegbrug

Palabras relacionadas con "waag":

wagen

Wiktionary: waag

waag

noun

désuet|fr chance bonne ou mauvaise.
- aléa → gewaagdheid; risico; waag; waagstuk; onzekerheid; spanning
possibilité d’un événement négatif, péril possible, hasard dangereux.
- risque → gewaagdheid; risico; waag; waagstuk

Traducciones relacionadas de wagen

een gok wagen

¹Muiswerk Woordenboek

Eliminar anuncios

Resultados de wagen en neerlandés y francés

Traducciones detalladas de wagen de neerlandés a francés

wagen:

wagen verbo (waag, waagt, waagde, waagden, gewaagd)

wagen (durven; riskeren; avonturen)

Conjugaciones de wagen:

o.t.t.

o.v.t.

v.t.t.

v.v.t.

o.t.t.t.

o.v.t.t.

diversen

wagen [de ~ (m)] sustantivo

de wagen (auto; vehikel; kar)

de wagen (paardenwagen)

de wagen (durven)

de wagen (vehikel; voertuig; rijtuig; kar)

Translation Matrix for wagen:

Palabras relacionadas con "wagen":

Sinónimos de "wagen":

Antónimos de "wagen":

Definiciones relacionadas de "wagen":

Wiktionary: wagen

wagen forma de waag:

waag [de ~ (m)] sustantivo

de waag (weegschaal; bascule; balans)

de waag (weegbrug)

Translation Matrix for waag:

Palabras relacionadas con "waag":

Wiktionary: waag

Traducciones relacionadas de wagen