Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de smokkelen de neerlandés a francés

smokkelen:

smokkelen [znw.] sustantivo

  1. smokkelen (sluikhandel; smokkelarij; smokkelhandel)
    le trafic clandestin; la contrebande; le trafic

smokkelen verbo (smokkel, smokkelt, smokkelde, smokkelden, gesmokkeld)

  1. smokkelen
    faire de la contrebande; escamoter; frauder la douane; tricher; trafiquer; pomper; subtiliser; frauder
    • escamoter verbo (escamote, escamotes, escamotons, escamotez, )
    • tricher verbo (triche, triches, trichons, trichez, )
    • trafiquer verbo (trafique, trafiques, trafiquons, trafiquez, )
    • pomper verbo (pompe, pompes, pompons, pompez, )
    • subtiliser verbo (subtilise, subtilises, subtilisons, subtilisez, )
    • frauder verbo (fraude, fraudes, fraudons, fraudez, )

Conjugaciones de smokkelen:

o.t.t.
  1. smokkel
  2. smokkelt
  3. smokkelt
  4. smokkelen
  5. smokkelen
  6. smokkelen
o.v.t.
  1. smokkelde
  2. smokkelde
  3. smokkelde
  4. smokkelden
  5. smokkelden
  6. smokkelden
v.t.t.
  1. heb gesmokkeld
  2. hebt gesmokkeld
  3. heeft gesmokkeld
  4. hebben gesmokkeld
  5. hebben gesmokkeld
  6. hebben gesmokkeld
v.v.t.
  1. had gesmokkeld
  2. had gesmokkeld
  3. had gesmokkeld
  4. hadden gesmokkeld
  5. hadden gesmokkeld
  6. hadden gesmokkeld
o.t.t.t.
  1. zal smokkelen
  2. zult smokkelen
  3. zal smokkelen
  4. zullen smokkelen
  5. zullen smokkelen
  6. zullen smokkelen
o.v.t.t.
  1. zou smokkelen
  2. zou smokkelen
  3. zou smokkelen
  4. zouden smokkelen
  5. zouden smokkelen
  6. zouden smokkelen
en verder
  1. ben gesmokkeld
  2. bent gesmokkeld
  3. is gesmokkeld
  4. zijn gesmokkeld
  5. zijn gesmokkeld
  6. zijn gesmokkeld
diversen
  1. smokkel!
  2. smokkelt!
  3. gesmokkeld
  4. smokkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for smokkelen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
contrebande sluikhandel; smokkelarij; smokkelen; smokkelhandel smokkel; smokkelwaar
trafic sluikhandel; smokkelarij; smokkelen; smokkelhandel commercie; handel; handeldrijven; handelsverkeer; koophandel; nering; ruilverkeer; smokkel; verkeer; vervoer over openbare wegen
trafic clandestin sluikhandel; smokkelarij; smokkelen; smokkelhandel
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
escamoter smokkelen
faire de la contrebande smokkelen
frauder smokkelen afkijken; frauderen; spieken
frauder la douane smokkelen
pomper smokkelen leegpompen; pompen; uitpompen
subtiliser smokkelen achterhouden; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; beroven van; bietsen; depriveren; gappen; grissen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; te kort doen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
trafiquer smokkelen
tricher smokkelen afkijken; afzetten; bedonderen; bezwendelen; spieken; verneuken
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
tricher vals spelen

Palabras relacionadas con "smokkelen":


Definiciones relacionadas de "smokkelen":

  1. in het geheim naar een ander land vervoeren1
    • hij heeft wijn gesmokkeld uit Frankrijk1
  2. niet helemaal eerlijk werken1
    • de man smokkelt bij het afwegen van de pinda's1

Wiktionary: smokkelen

smokkelen
verb
  1. wederrechtelijk goederen over een grens brengen om heffingen te ontduiken

smokkelen forma de smokkel:

smokkel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de smokkel
    la contrebande; le trafic

Translation Matrix for smokkel:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
contrebande smokkel sluikhandel; smokkelarij; smokkelen; smokkelhandel; smokkelwaar
trafic smokkel commercie; handel; handeldrijven; handelsverkeer; koophandel; nering; ruilverkeer; sluikhandel; smokkelarij; smokkelen; smokkelhandel; verkeer; vervoer over openbare wegen

Palabras relacionadas con "smokkel":


Wiktionary: smokkel


Cross Translation:
FromToVia
smokkel trafique smuggling — an act of smuggling