Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. hekel:
  2. hekelen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de hekel de neerlandés a francés

hekel:

hekel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de hekel (antipathie; aversie; afkeer; tegenzin; weerzin)
    l'aversion; la répugnance; la répulsion; l'antipathie

Translation Matrix for hekel:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
antipathie afkeer; antipathie; aversie; hekel; tegenzin; weerzin
aversion afkeer; antipathie; aversie; hekel; tegenzin; weerzin afgrijzen; afkeer; afstoten; gruwen; haat; onwil; walging; weerspannigheid; weerzin
répugnance afkeer; antipathie; aversie; hekel; tegenzin; weerzin afstotelijkheid; drab; morsigheid; slonzigheid; smeerlapperij; smerigheid; viespeukerij; viezigheid; vuil; vuilheid; vuiligheid; zwijnenboel
répulsion afkeer; antipathie; aversie; hekel; tegenzin; weerzin afgrijzen; afstotelijkheid; afstoten; gruwen; walging; weerzin

Palabras relacionadas con "hekel":


Wiktionary: hekel

hekel
noun
  1. Aversion, répugnance naturelle et non raisonnée pour quelqu’un, pour quelque chose

Cross Translation:
FromToVia
hekel dégoût Ekelohne Plural: starker körperlicher Abscheu
hekel horreur; exécration; écœurement; détestation; dégoût Abscheuregional, landschaftlich unterschiedliches Genus: eine starke Abneigung gegen jemanden oder etwas

hekel forma de hekelen:

hekelen verbo (hekel, hekelt, hekelde, hekelden, gehekeld)

  1. hekelen
    critiquer; vitupérer; sérancer
    • critiquer verbo (critique, critiques, critiquons, critiquez, )
    • vitupérer verbo (vitupère, vitupères, vitupérons, vitupérez, )
    • sérancer verbo

Conjugaciones de hekelen:

o.t.t.
  1. hekel
  2. hekelt
  3. hekelt
  4. hekelen
  5. hekelen
  6. hekelen
o.v.t.
  1. hekelde
  2. hekelde
  3. hekelde
  4. hekelden
  5. hekelden
  6. hekelden
v.t.t.
  1. heb gehekeld
  2. hebt gehekeld
  3. heeft gehekeld
  4. hebben gehekeld
  5. hebben gehekeld
  6. hebben gehekeld
v.v.t.
  1. had gehekeld
  2. had gehekeld
  3. had gehekeld
  4. hadden gehekeld
  5. hadden gehekeld
  6. hadden gehekeld
o.t.t.t.
  1. zal hekelen
  2. zult hekelen
  3. zal hekelen
  4. zullen hekelen
  5. zullen hekelen
  6. zullen hekelen
o.v.t.t.
  1. zou hekelen
  2. zou hekelen
  3. zou hekelen
  4. zouden hekelen
  5. zouden hekelen
  6. zouden hekelen
en verder
  1. ben gehekeld
  2. bent gehekeld
  3. is gehekeld
  4. zijn gehekeld
  5. zijn gehekeld
  6. zijn gehekeld
diversen
  1. hekel!
  2. hekelt!
  3. gehekeld
  4. hekelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for hekelen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
critiquer hekelen aanmerken; aanmerking maken; aanrekenen; aanwrijven; afkeuren; afkraken; beoordelen; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; goed- of afkeuren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; katten; kraken; kritiseren; kwalijk nemen; laken; nadragen; veroordelen; verwijten; vitten; voor de voeten gooien; voorhouden
sérancer hekelen
vitupérer hekelen aanrekenen; aanwrijven; afgeven op; berispen; beschimpen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden

Palabras relacionadas con "hekelen":


Wiktionary: hekelen

hekelen
verb
  1. frapper à coups de verges.
  2. Critiquer avec violence

Cross Translation:
FromToVia
hekelen narguer taunt — to make fun of (someone); to goad into responding