Neerlandés
Traducciones detalladas de schelden de neerlandés a francés
schelden:
-
schelden (uitschelden; beledigen; uitjouwen; uitmaken voor)
injurier; insulter; se disputer; se quereller; vociférer contre qn.; râler contre; tempêter contre qn; proférer des injures; traiter quelqu'un de tous les noms-
injurier verbo (injurie, injuries, injurions, injuriez, injurient, injuriais, injuriait, injuriions, injuriiez, injuriaient, injuriai, injurias, injuria, injuriâmes, injuriâtes, injurièrent, injurierai, injurieras, injuriera, injurierons, injurierez, injurieront)
-
insulter verbo (insulte, insultes, insultons, insultez, insultent, insultais, insultait, insultions, insultiez, insultaient, insultai, insultas, insulta, insultâmes, insultâtes, insultèrent, insulterai, insulteras, insultera, insulterons, insulterez, insulteront)
-
se disputer verbo
-
se quereller verbo
-
vociférer contre qn. verbo
-
râler contre verbo
-
tempêter contre qn verbo
-
proférer des injures verbo
-
Conjugaciones de schelden:
o.t.t.
- scheld
- scheldt
- scheldt
- schelden
- schelden
- schelden
o.v.t.
- schold
- schold
- schold
- scholden
- scholden
- scholden
v.t.t.
- heb gescholden
- hebt gescholden
- heeft gescholden
- hebben gescholden
- hebben gescholden
- hebben gescholden
v.v.t.
- had gescholden
- had gescholden
- had gescholden
- hadden gescholden
- hadden gescholden
- hadden gescholden
o.t.t.t.
- zal schelden
- zult schelden
- zal schelden
- zullen schelden
- zullen schelden
- zullen schelden
o.v.t.t.
- zou schelden
- zou schelden
- zou schelden
- zouden schelden
- zouden schelden
- zouden schelden
diversen
- scheld!
- scheldt!
- gescholden
- scheldend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for schelden:
schelden forma de schellen:
-
schellen
Conjugaciones de schellen:
o.t.t.
- schel
- schelt
- schelt
- schellen
- schellen
- schellen
o.v.t.
- schelde
- schelde
- schelde
- schelden
- schelden
- schelden
v.t.t.
- heb gescheld
- hebt gescheld
- heeft gescheld
- hebben gescheld
- hebben gescheld
- hebben gescheld
v.v.t.
- had gescheld
- had gescheld
- had gescheld
- hadden gescheld
- hadden gescheld
- hadden gescheld
o.t.t.t.
- zal schellen
- zult schellen
- zal schellen
- zullen schellen
- zullen schellen
- zullen schellen
o.v.t.t.
- zou schellen
- zou schellen
- zou schellen
- zouden schellen
- zouden schellen
- zouden schellen
en verder
- ben gescheld
- bent gescheld
- is gescheld
- zijn gescheld
- zijn gescheld
- zijn gescheld
diversen
- schel!
- schelt!
- gescheld
- schellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for schellen:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
sonner | aanbellen; bellen | |
sonnettes | schellen | |
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
sonner | schellen | aanbellen; beieren; bellen; bonzen; kletteren; klingelen; klokluiden; luiden; rammelen; rinkelen; tingelen; tinkelen |