Neerlandés
Traducciones detalladas de opdagen de neerlandés a francés
opdagen:
-
opdagen (opkomen; verschijnen; opduiken)
apparaître; surgir; arriver-
apparaître verbo (apparais, apparaît, apparaissons, apparaissez, apparaissent, apparaissais, apparaissait, apparaissions, apparaissiez, apparaissaient, apparus, apparut, apparûmes, apparûtes, apparurent, apparaîtrai, apparaîtras, apparaîtra, apparaîtrons, apparaîtrez, apparaîtront)
-
surgir verbo (surgis, surgit, surgissons, surgissez, surgissent, surgissais, surgissait, surgissions, surgissiez, surgissaient, surgîmes, surgîtes, surgirent, surgirai, surgiras, surgira, surgirons, surgirez, surgiront)
-
arriver verbo (arrive, arrives, arrivons, arrivez, arrivent, arrivais, arrivait, arrivions, arriviez, arrivaient, arrivai, arrivas, arriva, arrivâmes, arrivâtes, arrivèrent, arriverai, arriveras, arrivera, arriverons, arriverez, arriveront)
-
Conjugaciones de opdagen:
o.t.t.
- daag op
- daagt op
- daagt op
- dagen op
- dagen op
- dagen op
o.v.t.
- daagde op
- daagde op
- daagde op
- daagden op
- daagden op
- daagden op
v.t.t.
- ben opgedaagd
- bent opgedaagd
- is opgedaagd
- zijn opgedaagd
- zijn opgedaagd
- zijn opgedaagd
v.v.t.
- was opgedaagd
- was opgedaagd
- was opgedaagd
- waren opgedaagd
- waren opgedaagd
- waren opgedaagd
o.t.t.t.
- zal opdagen
- zult opdagen
- zal opdagen
- zullen opdagen
- zullen opdagen
- zullen opdagen
o.v.t.t.
- zou opdagen
- zou opdagen
- zou opdagen
- zouden opdagen
- zouden opdagen
- zouden opdagen
diversen
- daag op!
- daagt op!
- opgedaagd
- opdagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze