Neerlandés
Traducciones detalladas de verzuren de neerlandés a francés
verzuren:
-
verzuren (schiften; zuur worden)
aigrir; acidifier; gâcher; surir; devenir aigre; aciduler; s'aigrir; s'acidifier; rendre aigre-
aigrir verbo (aigris, aigrit, aigrissons, aigrissez, aigrissent, aigrissais, aigrissait, aigrissions, aigrissiez, aigrissaient, aigrîmes, aigrîtes, aigrirent, aigrirai, aigriras, aigrira, aigrirons, aigrirez, aigriront)
-
acidifier verbo (acidifie, acidifies, acidifions, acidifiez, acidifient, acidifiais, acidifiait, acidifiions, acidifiiez, acidifiaient, acidifiai, acidifias, acidifia, acidifiâmes, acidifiâtes, acidifièrent, acidifierai, acidifieras, acidifiera, acidifierons, acidifierez, acidifieront)
-
gâcher verbo (gâche, gâches, gâchons, gâchez, gâchent, gâchais, gâchait, gâchions, gâchiez, gâchaient, gâchai, gâchas, gâcha, gâchâmes, gâchâtes, gâchèrent, gâcherai, gâcheras, gâchera, gâcherons, gâcherez, gâcheront)
-
surir verbo (suris, surit, surissons, surissez, surissent, surissais, surissait, surissions, surissiez, surissaient, surîmes, surîtes, surirent, surirai, suriras, surira, surirons, surirez, suriront)
-
devenir aigre verbo
-
aciduler verbo (acidule, acidules, acidulons, acidulez, acidulent, acidulais, acidulait, acidulions, aciduliez, acidulaient, acidulai, acidulas, acidula, acidulâmes, acidulâtes, acidulèrent, acidulerai, aciduleras, acidulera, acidulerons, acidulerez, aciduleront)
-
s'aigrir verbo
-
s'acidifier verbo
-
rendre aigre verbo
-
Conjugaciones de verzuren:
o.t.t.
- verzuur
- verzuurt
- verzuurt
- verzuren
- verzuren
- verzuren
o.v.t.
- verzuurde
- verzuurde
- verzuurde
- verzuurden
- verzuurden
- verzuurden
v.t.t.
- ben verzuurd
- bent verzuurd
- is verzuurd
- zijn verzuurd
- zijn verzuurd
- zijn verzuurd
v.v.t.
- was verzuurd
- was verzuurd
- was verzuurd
- waren verzuurd
- waren verzuurd
- waren verzuurd
o.t.t.t.
- zal verzuren
- zult verzuren
- zal verzuren
- zullen verzuren
- zullen verzuren
- zullen verzuren
o.v.t.t.
- zou verzuren
- zou verzuren
- zou verzuren
- zouden verzuren
- zouden verzuren
- zouden verzuren
diversen
- verzuur!
- verzuurt!
- verzuurd
- verzurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze