Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. aanplakken:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de aanplakken de neerlandés a francés

aanplakken:

aanplakken [znw.] sustantivo

  1. aanplakken (vastplakken)
    l'engluer; le coller; le scotcher

Translation Matrix for aanplakken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
coller aanplakken; vastplakken aanlijmen; lijmen; vastlijmen
engluer aanplakken; vastplakken
scotcher aanplakken; vastplakken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
coller aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aan elkaar plakken; aanbakken; aanbranden; aandrukken; aaneen plakken; aaneenplakken; aankleven; aanlijmen; bevestigen; ergens aan bevestigen; hechten; iets vastkleven; inplakken; kitten; kleven; klitten; lijmen; opplakken; plakken; samenplakken; vastdrukken; vasthechten; vastkleven; vastkoeken; vastlijmen; vastmaken; vastplakken; vastzetten
engluer aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; aankleven; hechten; kleven; klitten; lijmen; opplakken; plakken; vasthechten; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
scotcher lijmen; vastkleven; vastlijmen; vastplakken

Wiktionary: aanplakken