Neerlandés
Traducciones detalladas de huizen de neerlandés a francés
huizen:
-
huizen (iemand huisvesten; accommoderen; onderbrengen; herbergen; huisvesten; onderdak verschaffen; onderdak geven; onderdak verlenen)
héberger; loger-
héberger verbo (héberge, héberges, hébergeons, hébergez, hébergent, hébergeais, hébergeait, hébergions, hébergiez, hébergeaient, hébergeai, hébergeas, hébergea, hébergeâmes, hébergeâtes, hébergèrent, hébergerai, hébergeras, hébergera, hébergerons, hébergerez, hébergeront)
-
loger verbo (loge, loges, logeons, logez, logent, logeais, logeait, logions, logiez, logeaient, logeai, logeas, logea, logeâmes, logeâtes, logèrent, logerai, logeras, logera, logerons, logerez, logeront)
-
Conjugaciones de huizen:
o.t.t.
- huis
- huist
- huist
- huizen
- huizen
- huizen
o.v.t.
- huisde
- huisde
- huisde
- huisden
- huisden
- huisden
v.t.t.
- heb gehuisd
- hebt gehuisd
- heeft gehuisd
- hebben gehuisd
- hebben gehuisd
- hebben gehuisd
v.v.t.
- had gehuisd
- had gehuisd
- had gehuisd
- hadden gehuisd
- hadden gehuisd
- hadden gehuisd
o.t.t.t.
- zal huizen
- zult huizen
- zal huizen
- zullen huizen
- zullen huizen
- zullen huizen
o.v.t.t.
- zou huizen
- zou huizen
- zou huizen
- zouden huizen
- zouden huizen
- zouden huizen
en verder
- ben gehuisd
- bent gehuisd
- is gehuisd
- zijn gehuisd
- zijn gehuisd
- zijn gehuisd
diversen
- huis!
- huist!
- gehuisd
- huizend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for huizen:
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
héberger | accommoderen; herbergen; huisvesten; huizen; iemand huisvesten; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verlenen; onderdak verschaffen | leven; logeren; resideren; verblijven; wonen |
loger | accommoderen; herbergen; huisvesten; huizen; iemand huisvesten; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verlenen; onderdak verschaffen | bewonen; herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; inwonen; leven; logeren; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; opvangen; plaatsen; resideren; van onderdak voorzien; verblijfplaats hebben; verblijven; wonen |
Palabras relacionadas con "huizen":
Wiktionary: huizen
huizen
verb
-
Traductions à trier suivant le sens.
-
Faire sa demeure,... (Sens général).
-
Séjourner, avoir sa demeure habituelle ou temporaire dans un logis
huis:
Translation Matrix for huis:
Palabras relacionadas con "huis":
Sinónimos de "huis":
Definiciones relacionadas de "huis":
Wiktionary: huis
huis
Cross Translation:
noun
huis
-
een gebouw bestemd om in te wonen
- huis → maison
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• huis | → maison | ↔ home — house or structure in which someone lives |
• huis | → maison | ↔ house — human abode |
• huis | → maison | ↔ Haus — Unterkunft, Gebäude, Räumlichkeit |