Resumen
Neerlandés a francés: más información...
- roem:
- roemen:
-
Wiktionary:
- roem → gloire, renommée, réputation
- roem → gloire
- roemen → glorifier
Neerlandés
Traducciones detalladas de roem de neerlandés a francés
roem:
-
de roem
Translation Matrix for roem:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
célébrité | roem | befaamdheid; bekendheid; beroemdheid; gevierd persoon; in de mode zijn; populariteit; reputatie; vermaardheid |
renommée | roem | aanzien; achting; befaamdheid; beroemdheid; naamsbekendheid; niveau |
Palabras relacionadas con "roem":
Wiktionary: roem
roem
Cross Translation:
noun
roem
-
eer en glorie
- roem → gloire
noun
-
La renommée brillante, universelle et durable, l’éclat que les vertus, le mérite, les grandes qualités, les grandes actions ou les grandes œuvres attirer à quelqu’un.
- gloire → autoriteit; gezag; prestige; verdienste; glorie; beroemdheid; lof; roem
-
renom, réputation.
- renommée → glorie; beroemdheid; lof; roem
-
opinion bonne ou mauvaise au sujet d'une personne ou d’une chose.
- réputation → faam; reputatie; naam; roep; beroemdheid; vermaardheid; glorie; lof; roem; befaamdheid; mare
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• roem | → gloire | ↔ glory — honour and valour |
• roem | → gloire | ↔ Ruhm — hohe Bekanntheit und Anerkennung wegen einer positiven Leistung |
roem forma de roemen:
-
roemen (zich lovend uitlaten; loven; prijzen; vereren)
Conjugaciones de roemen:
o.t.t.
- roem
- roemt
- roemt
- roemen
- roemen
- roemen
o.v.t.
- roemde
- roemde
- roemde
- roemden
- roemden
- roemden
v.t.t.
- ben geroemd
- bent geroemd
- is geroemd
- zijn geroemd
- zijn geroemd
- zijn geroemd
v.v.t.
- was geroemd
- was geroemd
- was geroemd
- waren geroemd
- waren geroemd
- waren geroemd
o.t.t.t.
- zal roemen
- zult roemen
- zal roemen
- zullen roemen
- zullen roemen
- zullen roemen
o.v.t.t.
- zou roemen
- zou roemen
- zou roemen
- zouden roemen
- zouden roemen
- zouden roemen
diversen
- roem!
- roemt!
- geroemd
- roemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
roemen (verheerlijken; prijzen)