Inicio ->Diccionarios ->neerlandés/francés ->Buscar: zij-

Resultados de zij- en neerlandés y francés

Eliminar anuncios

Resumen

Neerlandés a francés: más información...

zij:
- elles
- côté; flanc; soie
- elle
Wiktionary:
- zij- → auxiliaire
- zij → elle, ils, elles
- zij → côté, flanc, soie
- zij → on, elle, ils, elles, eux

Neerlandés

Traducciones detalladas de zij- de neerlandés a francés

zij:

zij

zij (ze)
elles
- elles

zij [de ~] sustantivo

de zij (zijde; kant)
le côté; le flanc
- côté [le ~] sustantivo
- flanc [le ~] sustantivo
de zij (zijde)
la soie
- soie [la ~] sustantivo

zij

zij (ze)

– derde persoon enkelvoud vrouwelijk, of meervoud, subject ¹
elle
- elle

Translation Matrix for zij:

Noun	Traducciones relacionadas	Other Translations
côté	kant; zij; zijde	flank; kant; rand; zijde; zijde van een schip; zijkant
flanc	kant; zij; zijde	berghelling; flank; zijde; zijde van een schip; zijkant
soie	zij; zijde	varkensborstel; zijde
Pronoun	Traducciones relacionadas	Other Translations
elle	ze; zij
-	ze
Other	Traducciones relacionadas	Other Translations
elles	ze; zij

Sinónimos de "zij":

ze

Definiciones relacionadas de "zij":

derde persoon enkelvoud vrouwelijk, of meervoud, subject¹
- gaan Jan en Josien ook mee? Zij wel, maar hij niet¹

Wiktionary: zij

zij

pronoun

3e persoon enkelvoud vrouwelijk
- zij → elle
3e persoon meervoud
- zij → ils; elles

noun

één van beide kanten van een lichaam
- zij → côté

zij

noun

région des côtes, depuis l’aisselle jusqu’à la hanche.
- côté → zijde; flank; zij; kant; zijkant
chacune des parties latérales du corps de l’homme ou des animaux, qui est depuis le défaut des côtes jusqu’aux hanches.
- flanc → flank; zij; kant; zijde; zijkant
Matière filamenteuse, fine et brillante (sens général)
- soie → zij; zijde

pronoun

Pronom de la troisième personne du singulier féminin sujet
- elle → zij
pronom de la troisième personne du pluriel masculin sujet.
- ils → zij

Cross Translation:

From	To	Via
• zij	→ on	↔ man — die Leute (im Sinne von: die Öffentlichkeit)
• zij	→ elle	↔ she — person
• zij	→ ils; elles; eux	↔ they — third-person plural pronoun

Wiktionary: zij-

zij-

adjective

à classer
- auxiliaire → hulp-; bij-; minder belangrijk; ver; zij-; zijdelings; bijbehorend; bijkomend; bijkomstig; accessorisch; accessoir

Traducciones relacionadas de zij-

¹Muiswerk Woordenboek

Eliminar anuncios

Eliminar anuncios