Neerlandés
Sugerencias de triestig en neerlandés
Wiktionary: triestig
triestig
adjective
-
D’humeur chagrin ; sombre ; ombrageux ; morose ; renfrogné.
- maussade → mistroostig; naargeestig; somber; triestig; balorig; kregel; slechtgehumeurd; kregelig; gemelijk; akelig; naar; onaangenaam; verdrietelijk; vervelend; bars; honds; nors; nurks; onaardig; onvriendelijk; stuurs; zuur; saai
-
Qui est peu éclairer ; qui recevoir peu de lumière ; qui est obscur.