Neerlandés
Traducciones detalladas de aanstoot geven de neerlandés a francés
aanstoot geven:
aanstoot geven verbo (geef aanstoot, geeft aanstoot, gaf aanstoot, gaven aanstoot, aanstoot gegeven)
-
aanstoot geven (shockeren; choqueren)
-
aanstoot geven (shockeren; choqueren; schokken)
choquer; heurter; faire scandale-
choquer verbo (choque, choques, choquons, choquez, choquent, choquais, choquait, choquions, choquiez, choquaient, choquai, choquas, choqua, choquâmes, choquâtes, choquèrent, choquerai, choqueras, choquera, choquerons, choquerez, choqueront)
-
heurter verbo (heurte, heurtes, heurtons, heurtez, heurtent, heurtais, heurtait, heurtions, heurtiez, heurtaient, heurtai, heurtas, heurta, heurtâmes, heurtâtes, heurtèrent, heurterai, heurteras, heurtera, heurterons, heurterez, heurteront)
-
faire scandale verbo
-
Conjugaciones de aanstoot geven:
o.t.t.
- geef aanstoot
- geeft aanstoot
- geeft aanstoot
- geven aanstoot
- geven aanstoot
- geven aanstoot
o.v.t.
- gaf aanstoot
- gaf aanstoot
- gaf aanstoot
- gaven aanstoot
- gaven aanstoot
- gaven aanstoot
v.t.t.
- heb aanstoot gegeven
- hebt aanstoot gegeven
- heeft aanstoot gegeven
- hebben aanstoot gegeven
- hebben aanstoot gegeven
- hebben aanstoot gegeven
v.v.t.
- had aanstoot gegeven
- had aanstoot gegeven
- had aanstoot gegeven
- hadden aanstoot gegeven
- hadden aanstoot gegeven
- hadden aanstoot gegeven
o.t.t.t.
- zal aanstoot geven
- zult aanstoot geven
- zal aanstoot geven
- zullen aanstoot geven
- zullen aanstoot geven
- zullen aanstoot geven
o.v.t.t.
- zou aanstoot geven
- zou aanstoot geven
- zou aanstoot geven
- zouden aanstoot geven
- zouden aanstoot geven
- zouden aanstoot geven
diversen
- geef aanstoot!
- geeft aanstoot!
- aanstoot gegeven
- aanstoot gevende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanstoot geven:
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
choquer | aanstoot geven; choqueren; schokken; shockeren | aanrijden; botsen; grieven; krenken; kwetsen; laten schrikken; op elkaar knallen; op elkaar stoten; pijn doen; schokken; stoten op; zeer doen |
faire scandale | aanstoot geven; choqueren; schokken; shockeren | |
heurter | aanstoot geven; choqueren; schokken; shockeren | aankloppen; aanrijden; aantikken; aanvaren; bonken; bonzen; botsen; hameren; hard slaan; hengsten; ketsen; kloppen; luiden; meppen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; opbotsen; rammen; slaan; stoten op; tikken; timmeren |