Neerlandés
Traducciones detalladas de schuif de neerlandés a francés
schuif:
-
de schuif (verschuifbare sluiting; grendel; tong; schoot)
-
de schuif (sluitinrichting voor deur of raam; grendel; knip)
Translation Matrix for schuif:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
glissière | grendel; schoot; schuif; tong; verschuifbare sluiting | glijbaan; glijplank |
verrou | grendel; knip; schuif; sluitinrichting voor deur of raam | deurknip; knip |
Palabras relacionadas con "schuif":
schuif-:
-
schuif-
coulissant-
coulissant adj.
-
Translation Matrix for schuif-:
Adjective | Traducciones relacionadas | Other Translations |
coulissant | schuif- | |
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
coulissant | los; niet vast; verplaatsbaar; verschuifbaar |
schuif forma de schuiven:
-
schuiven (voortschuiven)
pousser; faire glisser; pousser en avant; faire coulisser-
pousser verbo (pousse, pousses, poussons, poussez, poussent, poussais, poussait, poussions, poussiez, poussaient, poussai, poussas, poussa, poussâmes, poussâtes, poussèrent, pousserai, pousseras, poussera, pousserons, pousserez, pousseront)
-
faire glisser verbo
-
pousser en avant verbo
-
faire coulisser verbo
-
-
schuiven
faire défiler-
faire défiler verbo
-
Conjugaciones de schuiven:
o.t.t.
- schuif
- schuift
- schuift
- schuiven
- schuiven
- schuiven
o.v.t.
- schoof
- schoof
- schoof
- schoven
- schoven
- schoven
v.t.t.
- heb geschoven
- hebt geschoven
- heeft geschoven
- hebben geschoven
- hebben geschoven
- hebben geschoven
v.v.t.
- had geschoven
- had geschoven
- had geschoven
- hadden geschoven
- hadden geschoven
- hadden geschoven
o.t.t.t.
- zal schuiven
- zult schuiven
- zal schuiven
- zullen schuiven
- zullen schuiven
- zullen schuiven
o.v.t.t.
- zou schuiven
- zou schuiven
- zou schuiven
- zouden schuiven
- zouden schuiven
- zouden schuiven
en verder
- ben geschoven
- bent geschoven
- is geschoven
- zijn geschoven
- zijn geschoven
- zijn geschoven
diversen
- schuif!
- schuift!
- geschoven
- schuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze