Neerlandés

Traducciones detalladas de aanstoken de neerlandés a francés

aanstoken:

aanstoken verbo (stook aan, stookt aan, stookte aan, stookten aan, aangestookt)

  1. aanstoken (oppoken; opstoken)
    exciter à; attiser; activer
    • exciter à verbo
    • attiser verbo (attise, attises, attisons, attisez, )
    • activer verbo (active, actives, activons, activez, )
  2. aanstoken (aanblazen; stoken; opstoken; )
    aviver; énerver; agacer; semer la discorde; attiser; inciter à; tisonner; encourager; exciter; activer; ranimer; ameuter; exciter à
    • aviver verbo (avive, avives, avivons, avivez, )
    • énerver verbo (énerve, énerves, énervons, énervez, )
    • agacer verbo (agace, agaces, agaçons, agacez, )
    • attiser verbo (attise, attises, attisons, attisez, )
    • inciter à verbo
    • tisonner verbo (tisonne, tisonnes, tisonnons, tisonnez, )
    • encourager verbo (encourage, encourages, encourageons, encouragez, )
    • exciter verbo (excite, excites, excitons, excitez, )
    • activer verbo (active, actives, activons, activez, )
    • ranimer verbo (ranime, ranimes, ranimons, ranimez, )
    • ameuter verbo (ameute, ameutes, ameutons, ameutez, )
    • exciter à verbo
  3. aanstoken (opruien; aanzetten; opfokken; )
    inciter; allumer; énerver; ameuter; exciter; semer la discorde
    • inciter verbo (incite, incites, incitons, incitez, )
    • allumer verbo (allume, allumes, allumons, allumez, )
    • énerver verbo (énerve, énerves, énervons, énervez, )
    • ameuter verbo (ameute, ameutes, ameutons, ameutez, )
    • exciter verbo (excite, excites, excitons, excitez, )

Conjugaciones de aanstoken:

o.t.t.
  1. stook aan
  2. stookt aan
  3. stookt aan
  4. stoken aan
  5. stoken aan
  6. stoken aan
o.v.t.
  1. stookte aan
  2. stookte aan
  3. stookte aan
  4. stookten aan
  5. stookten aan
  6. stookten aan
v.t.t.
  1. heb aangestookt
  2. hebt aangestookt
  3. heeft aangestookt
  4. hebben aangestookt
  5. hebben aangestookt
  6. hebben aangestookt
v.v.t.
  1. had aangestookt
  2. had aangestookt
  3. had aangestookt
  4. hadden aangestookt
  5. hadden aangestookt
  6. hadden aangestookt
o.t.t.t.
  1. zal aanstoken
  2. zult aanstoken
  3. zal aanstoken
  4. zullen aanstoken
  5. zullen aanstoken
  6. zullen aanstoken
o.v.t.t.
  1. zou aanstoken
  2. zou aanstoken
  3. zou aanstoken
  4. zouden aanstoken
  5. zouden aanstoken
  6. zouden aanstoken
diversen
  1. stook aan!
  2. stookt aan!
  3. aangestookt
  4. aanstokende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanstoken [znw.] sustantivo

  1. aanstoken (ophitsen; opstoken; opstokerij)
    la provocation; le tisonnement; l'excitation; l'attisement

Translation Matrix for aanstoken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
attisement aanstoken; ophitsen; opstoken; opstokerij
excitation aanstoken; ophitsen; opstoken; opstokerij aanmoediging; aansporen; aansporing; agitatie; beroering; geilheid; gewoel; hitsigheid; instigeren; lust; ongedurigheid; onrust; onrustigheid; opgewondenheid; oproer; opruiing; opstand; opstootje; opwekken; opwekking; rel; steun; stimulans; volksoproer; vuistgevecht; zin
exciter aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
inciter aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
provocation aanstoken; ophitsen; opstoken; opstokerij aanleiding; aanstichting; gevolg; opruiing; provocatie; provoceren; reden; teweegbrengen; teweegbrenging; uitdaging; uitlokken; uitlokking; veroorzaking; verwekking; voortbrenging
tisonnement aanstoken; ophitsen; opstoken; opstokerij gepor
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
activer aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvangen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; accelereren; activeren; animeren; beginnen; bemoedigen; bespoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; initiëren; instigeren; introduceren; kennis laten maken; motiveren; op gang brengen; opjutten; oppeppen; oppoken; opporren; opwekken; porren; prikkelen; provoceren; starten; stimuleren; toemoedigen; van start gaan; verhaasten; versnellen; voorstellen
agacer aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken ergeren; irriteren; jennen; koeioneren; kwellen; lastigvallen; narren; op de zenuwen werken; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; teisteren; tergen; treiteren; uitdagen; vervelen; zieken
allumer aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken aandoen; aanmaken; aansteken; aanstrijken; aanzetten; doen branden; doen ontvlammen; in de fik steken; inschakelen; licht aansteken; ontbranden; ontsteken; ontvlammen; opwekken; opwinden; prikkelen; starten; stimuleren; vuur maken; vuur vatten; vuurmaken
ameuter aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opruien; opstoken; poken; stoken opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren
attiser aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; agiteren; animeren; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; iets aanstoken; in beroering brengen; instigeren; omroeren; opjutten; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; porren; prikkelen; provoceren; roeren; stimuleren; ter sprake brengen; toejuichen; toemoedigen; wakker schudden
aviver aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanmoedigen; aanvuren; aanwakkeren; activeren; bemoedigen; iets aanstoken; motiveren; opleven; oppoken; opporren; opwekken; reanimeren; stimuleren; toemoedigen; tot leven wekken; verlevendigen
encourager aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; aanzetten tot; aanzwiepen; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; instigeren; moed inspreken; motiveren; opdrijven; prikkelen; provoceren; stimuleren; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wegjagen
exciter aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opruien; opstoken; poken; stoken aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; bezielen; iets aanstoken; instigeren; motiveren; opjutten; oppoken; opporren; opvrijen; opwekken; opwinden; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen
exciter à aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; iets aanstoken; stimuleren; toemoedigen
inciter aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken aandrijven; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; aanzwiepen; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; instigeren; motiveren; opdrijven; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opwekken; opwinden; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wakker schudden; wegjagen
inciter à aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aandoen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanrichten; aansporen; aanstichten; aanzetten; aanzetten tot; animeren; iets aanstoken; instigeren; motiveren; ontlokken; ophitsen; opjutten; porren; provoceren; stimuleren; teweegbrengen; uitdagen; uitlokken; veroorzaken
ranimer aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanblazen; aanmoedigen; aanvuren; aanwakkeren; activeren; bekomen; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; opleven; oppoken; opporren; oprakelen; opwekken; prikkelen; reanimeren; stimuleren; ter sprake brengen; toejuichen; toemoedigen; tot leven wekken; verfrissen; verkwikken; verlevendigen; zich hervinden
semer la discorde aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opruien; opstoken; poken; stoken
tisonner aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; bemoedigen; doen opvlammen; opjutten; oppoken; opporren; porren; stimuleren; toemoedigen
énerver aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opruien; opstoken; poken; stoken ergeren; irriteren; nerveus maken; op de zenuwen werken; vervelen
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
activer inschakelen


Traducciones relacionadas de aanstoken