Resumen
Neerlandés a francés: más información...
- aanklampen:
-
Wiktionary:
- aanklampen → aborder, interpeller
Neerlandés
Traducciones detalladas de aanklampen de neerlandés a francés
aanklampen:
-
aanklampen (beetgrijpen; grijpen; vastpakken; beetpakken; vastklampen)
prendre; attraper; se cramponner à; saisir; clouer; empoigner; coller à; s'accrocher à-
prendre verbo (prends, prend, prenons, prenez, prennent, prenais, prenait, prenions, preniez, prenaient, pris, prit, prîmes, prîtes, prirent, prendrai, prendras, prendra, prendrons, prendrez, prendront)
-
attraper verbo (attrape, attrapes, attrapons, attrapez, attrapent, attrapais, attrapait, attrapions, attrapiez, attrapaient, attrapai, attrapas, attrapa, attrapâmes, attrapâtes, attrapèrent, attraperai, attraperas, attrapera, attraperons, attraperez, attraperont)
-
se cramponner à verbo
-
saisir verbo (saisis, saisit, saisissons, saisissez, saisissent, saisissais, saisissait, saisissions, saisissiez, saisissaient, saisîmes, saisîtes, saisirent, saisirai, saisiras, saisira, saisirons, saisirez, saisiront)
-
clouer verbo (cloue, cloues, clouons, clouez, clouent, clouais, clouait, clouions, clouiez, clouaient, clouai, clouas, cloua, clouâmes, clouâtes, clouèrent, clouerai, cloueras, clouera, clouerons, clouerez, cloueront)
-
empoigner verbo (empoigne, empoignes, empoignons, empoignez, empoignent, empoignais, empoignait, empoignions, empoigniez, empoignaient, empoignai, empoignas, empoigna, empoignâmes, empoignâtes, empoignèrent, empoignerai, empoigneras, empoignera, empoignerons, empoignerez, empoigneront)
-
coller à verbo
-
s'accrocher à verbo
-
Conjugaciones de aanklampen:
o.t.t.
- klamp aan
- klampt aan
- klampt aan
- klampen aan
- klampen aan
- klampen aan
o.v.t.
- klampte aan
- klampte aan
- klampte aan
- klampten aan
- klampten aan
- klampten aan
v.t.t.
- heb aangeklampt
- hebt aangeklampt
- heeft aangeklampt
- hebben aangeklampt
- hebben aangeklampt
- hebben aangeklampt
v.v.t.
- had aangeklampt
- had aangeklampt
- had aangeklampt
- hadden aangeklampt
- hadden aangeklampt
- hadden aangeklampt
o.t.t.t.
- zal aanklampen
- zult aanklampen
- zal aanklampen
- zullen aanklampen
- zullen aanklampen
- zullen aanklampen
o.v.t.t.
- zou aanklampen
- zou aanklampen
- zou aanklampen
- zouden aanklampen
- zouden aanklampen
- zouden aanklampen
diversen
- klamp aan!
- klampt aan!
- aangeklampt
- aanklampende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aanklampen (beetpakken; aangrijpen; aanpakken; aanvatten)