Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. afgedaan:
  2. afdoen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de afgedaan de neerlandés a francés

afgedaan:


Translation Matrix for afgedaan:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
fait aangelegenheid; actie; affaire; aktie; casus; daad; evenement; feit; gebeurtenis; geval; handeling; incident; kwestie; voorval; zaak
passé verleden
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
achevé af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgelopen; beëindigd; foutloos; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; perfect; uit; volbracht; voleindigd; volleerd; volmaakt; voltooid; voorbij
disposé af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij bereid; bereidvaardig; gehumeurd; gemutst; genegen; gereed; gestemd; gewillig; gezind; klaar; paraat
exécuté af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgelopen; beëindigd; doodgeschoten; doorgevoerd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; geëxecuteerd; klaar; over; uit; uitgevoerd; verricht; voltooid; voltrokken; voorbij
fait af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgelopen; beëindigd; doorgekookt; gaar; geboren; gecreëerd; gedaan; gemaakt; gepleegd; geproduceerd; gereed; geschapen; gevormd; geëindigd; klaar; over; ter wereld gekomen; uit; uitgevoerd; verricht; vervaardigd; volbracht; voltooid; voltrokken; voorbij
fini af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgelopen; afgerond; beëindigd; doorgekookt; eruit; foutloos; gaar; gecompleteerd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; perfect; uit; volbracht; voleindigd; volmaakt; voltooid; voorbij
passé af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij afgelopen; armoedig; bedorven; beëindigd; doorgegeven; ex; flodderig; geweest; gewezen; haveloos; jongstleden; kwijt; o.v.t.; onvoltooid verleden tijd; pover; rot; rottig; schamel; sjofel; sjofeltjes; slecht; toenmalig; verder gegeven; verdwaald; vergaan; verleden; verleden tijd; verlopen; verloren; vermist; verrot; verstreken; vervallen; voorbij; voorgevallen; voorheen; voormalig; voormalige; vorig; vorige; vroeger; vroegere; weg; zoek
préparé af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgelopen; bedacht; bereid; beëindigd; gedaan; gekookt; gepleegd; gereed; gewapend; geëindigd; klaar; over; paraat; uit; volbracht; voltooid; voorbereid; voorbewerkt; voorbij
prêt af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgelopen; beëindigd; doorgekookt; gaar; gedaan; gekookt; genegen; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; lening; over; paraat; rap; snel; startklaar; uit; vlot; vlug; volbracht; voltooid; voorbij
terminé af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgehandeld; afgelopen; afgerond; beëindigd; doorgekookt; gaar; gecompleteerd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voltooid; voorbij

Palabras relacionadas con "afgedaan":

  • afgedane

afdoen:

afdoen verbo (doe af, doet af, deed af, deden af, afgedaan)

  1. afdoen (twist uit de weg ruimen; afhandelen; beslechten)
  2. afdoen (in orde maken; klaren; regelen)
    régler; terminer; achever; finir
    • régler verbo (règle, règles, réglons, réglez, )
    • terminer verbo (termine, termines, terminons, terminez, )
    • achever verbo (achève, achèves, achevons, achevez, )
    • finir verbo (finis, finit, finissons, finissez, )

Conjugaciones de afdoen:

o.t.t.
  1. doe af
  2. doet af
  3. doet af
  4. doen af
  5. doen af
  6. doen af
o.v.t.
  1. deed af
  2. deed af
  3. deed af
  4. deden af
  5. deden af
  6. deden af
v.t.t.
  1. heb afgedaan
  2. hebt afgedaan
  3. heeft afgedaan
  4. hebben afgedaan
  5. hebben afgedaan
  6. hebben afgedaan
v.v.t.
  1. had afgedaan
  2. had afgedaan
  3. had afgedaan
  4. hadden afgedaan
  5. hadden afgedaan
  6. hadden afgedaan
o.t.t.t.
  1. zal afdoen
  2. zult afdoen
  3. zal afdoen
  4. zullen afdoen
  5. zullen afdoen
  6. zullen afdoen
o.v.t.t.
  1. zou afdoen
  2. zou afdoen
  3. zou afdoen
  4. zouden afdoen
  5. zouden afdoen
  6. zouden afdoen
diversen
  1. doe af!
  2. doet af!
  3. afgedaan
  4. afdoende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afdoen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
achever afdoen; in orde maken; klaren; regelen aankomen; afkrijgen; afmaken; afronden; afslijten door erop te zitten; afsluiten; afwerken; afzitten; betalen; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; finishen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; ophouden; perfectioneren; stoppen; ten einde dragen; ten einde schrijven; ten einde spelen; uitdragen; uitdrinken; vereffenen; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; voldoen; voldragen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen
finir afdoen; in orde maken; klaren; regelen afkrijgen; aflopen; aflopen met; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; eten; fiksen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegeten; leeghalen; leegmaken; legen; opdrinken; opeten; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; opvreten; perfectioneren; stoppen; ten einde lopen; uitdrinken; uitkrijgen; uitraken; uitspelen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen; voorbijgaan; vreten
régler afdoen; in orde maken; klaren; regelen aanpassen; aanzuiveren; afbetalen; aflossen; afrekenen; afstellen; afstemmen; behandelen; betalen; bijleggen; bijstellen; effenen; egaliseren; fiksen; gelijkschakelen; genoegdoen; goedmaken; herstellen; iets afhandelen; inlossen; instellen; maken; nabetalen; rechtzetten; regelen; repareren; ruzie afsluiten; ruzie bijleggen; uitpraten; vereffenen; verrekenen; voldoen
se réconcilier afdoen; afhandelen; beslechten; twist uit de weg ruimen bijleggen; ruzie bijleggen; schikken; verzoenen; vrede sluiten; zich verzoenen met
terminer afdoen; in orde maken; klaren; regelen afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; klaarkrijgen; klaarmaken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; naar einde toewerken; opdrinken; ophouden; stoppen; ten einde dragen; teneindelopen; uitdragen; uitdrinken; uitkrijgen; uitspelen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; volbrengen; voldragen; volmaken; voltooien; voorbijgaan

Wiktionary: afdoen

afdoen

Traducciones relacionadas de afgedaan