Neerlandés
Traducciones detalladas de afgedempt de neerlandés a francés
afgedempt:
Translation Matrix for afgedempt:
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
assourdi | afgedempt; gedempt | bedwelmd; gedempt; halfluid; onder invloed |
étouffé | afgedempt; gedempt | eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte |
afdempen:
-
afdempen (afdempen van geluid)
assourdir; étouffer-
assourdir verbo (assourdis, assourdit, assourdissons, assourdissez, assourdissent, assourdissais, assourdissait, assourdissions, assourdissiez, assourdissaient, assourdîmes, assourdîtes, assourdirent, assourdirai, assourdiras, assourdira, assourdirons, assourdirez, assourdiront)
-
étouffer verbo (étouffe, étouffes, étouffons, étouffez, étouffent, étouffais, étouffait, étouffions, étouffiez, étouffaient, étouffai, étouffas, étouffa, étouffâmes, étouffâtes, étouffèrent, étoufferai, étoufferas, étouffera, étoufferons, étoufferez, étoufferont)
-
Conjugaciones de afdempen:
o.t.t.
- demp af
- dempt af
- dempt af
- dempen af
- dempen af
- dempen af
o.v.t.
- dempte af
- dempte af
- dempte af
- dempten af
- dempten af
- dempten af
v.t.t.
- heb afgedempt
- hebt afgedempt
- heeft afgedempt
- hebben afgedempt
- hebben afgedempt
- hebben afgedempt
v.v.t.
- had afgedempt
- had afgedempt
- had afgedempt
- hadden afgedempt
- hadden afgedempt
- hadden afgedempt
o.t.t.t.
- zal afdempen
- zult afdempen
- zal afdempen
- zullen afdempen
- zullen afdempen
- zullen afdempen
o.v.t.t.
- zou afdempen
- zou afdempen
- zou afdempen
- zouden afdempen
- zouden afdempen
- zouden afdempen
diversen
- demp af!
- dempt af!
- afgedempt
- afdempende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afdempen:
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
assourdir | afdempen; afdempen van geluid | |
étouffer | afdempen; afdempen van geluid | beklemmen; benauwen; de kop indrukken; dempen; doven; matigen; onderdrukken; op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen; temperen; uitblussen; uitdoven; verstikken; zich matigen |